ECLI:NL:RVS:2004:AR2209

Raad van State

Datum uitspraak
15 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400067/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor uitbreiding kerkgebouw en strijdigheid met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Kampen tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle. De rechtbank had op 26 november 2003 het besluit van het college om een bouwvergunning te verlenen aan de Vrij Hervormde Gemeente van Grafhorst voor de uitbreiding van haar kerkgebouw vernietigd. Het college had op 3 maart 2003 een bouwvergunning verleend onder vrijstelling van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De rechtbank oordeelde dat het bouwplan in strijd was met de bestemmingsplanvoorschriften, met name wat betreft de bebouwingsvlakken en de dakhelling.

Het college stelde hoger beroep in, waarbij het betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bouwplan het bebouwingsvlak overschreed. De Raad van State, in de persoon van J.E.M. Polak en E.M. Ouwehand, heeft de zaak op 15 september 2004 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bouwplan in strijd was met de bestemmingsplanvoorschriften. De afstand van het bouwplan tot de noord-oostelijke grens van het perceel was onvoldoende, en het college kon niet onderbouwen dat er een vrijstelling mogelijk was.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van bestemmingsplannen en de voorwaarden waaronder vrijstellingen kunnen worden verleend.

Uitspraak

200400067/1.
Datum uitspraak: 15 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Kampen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 26 november 2003 in het geding tussen:
[wederpartij] wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Kampen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Kampen aan de Vrij Hervormde Gemeente van Grafhorst onder verlening van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van haar kerkgebouw op het perceel [locatie] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 juli 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college het daartegen door [wederpartij] te [woonplaats] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2003, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 5 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 januari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 24 februari 2004 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2004, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S. Kroes-Bergman en C.J. Manuel, beiden ambtenaar der gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. A. van der Leest, gemachtigde, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan voorziet in een uitbreiding van de noord-oostelijke zijde van het zich op het perceel bevindende kerkgebouw.  Deze uitbreiding is 5 m breed, circa 14 tot 16 m lang en voorzien van een plat dak.
2.2.    Het perceel is begrepen in het bestemmingsplan “Grafhorst” en is blijkens de plankaart aangewezen voor “Bijzondere doeleinden”. Ingevolge artikel 6, lid A, van de planvoorschriften zijn de voor die doeleinden aangewezen gronden bestemd voor religieuze, educatieve, en/of sociaal-culturele doeleinden met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken, tuinen en erven.
2.3.    Ingevolge lid B, aanhef en onder 1, van hiervoor bedoeld artikel 6, mogen op de tot “bijzondere doeleinden” bestemde gronden uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat de gebouwen uitsluitend binnen de bebouwingsvlakken worden gebouwd. Onder 4 van dat lid van de planvoorschriften is bepaald dat de dakhelling van een gebouw ten minste 20° en ten hoogste 60° bedraagt.
2.4.    Niet in geschil is dat het bouwplan, wat de dakhelling aangaat, in strijd is met artikel 6, lid B, aanhef en onder 4 van de planvoorschriften. Om desondanks bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het college uitsluitend ter wegneming van deze strijdigheid gebruik gemaakt van de vrijstelling in de zin van artikel 19, derde lid, van de WRO juncto artikel 20, eerste lid, aanhef en onder  a 3°, van het Besluit op de ruimtelijke ordening.
2.5.    Het college heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan ook het bebouwingsvlak overschrijdt en daarom tevens in strijd is met artikel 6, lid B, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften.
2.6.    Dat betoog faalt. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat gemeten op de plankaart vanaf de noord-oostelijke grens van het in geding zijnde perceel 693 tot de noord-oostelijke zijde van het bebouwingsvlak een minimale afstand van 15 m in acht moet worden genomen en dat op de situatieschets gemeten deze afstand slechts 13,50 m bedraagt. Dat betekent dat aan die kant het bouwplan met circa 1.50 m het bebouwingsvlak overschrijdt en daarmee in strijd is met artikel 6, lid B, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften. Het standpunt van het college dat de planwetgever heeft voorzien in een mogelijke uitbreiding van de kerk met 5 m, omdat het bebouwingsvlak om de bestaande kerk is gesitueerd en een strook van 5 m aan de noord-oostelijke zijde binnen het bebouwingsvlak is opgenomen, kan niet worden gevolgd, nu de bestaande kerk kennelijk zo is gesitueerd dat er geen strook van 5 m aan de noord-oostelijke zijde resteert. De op de plankaart binnen het bebouwingsvlak aangegeven lijn waar, aldus het college, de noord-oostelijke grens van de bestaande kerk mee samenvalt, komt daarbij niet de betekenis toe die het college daaraan wil geven, reeds nu deze niet nader in de legenda aangeduide lijn niet met zich brengt, dat de aangegeven afstand van 5 meter niet in acht zou hoeven worden genomen.
2.7.    De conclusie is dat de rechtbank het beroep terecht gegrond heeft verklaard.
2.8.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak    w.g. Ouwehand
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 september 2004
224.