ECLI:NL:RVS:2004:AQ9953

Raad van State

Datum uitspraak
8 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401150/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • Ch.W. Mouton
  • J.H. van Kreveld
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen parkeerverbod in Heeze-Leende door de Fietsersbond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de gemeente Heeze-Leende tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 december 2003. De rechtbank had de besluiten van de gemeente, die een parkeerverbod instelde in de Kapelstraat en de Zegge te Heeze, vernietigd op verzoek van de Fietsersbond. De gemeente had op 20 september 1999 een parkeerverbod ingesteld, dat later werd aangevuld en uiteindelijk ingetrokken. De Fietsersbond stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat de besluiten de belangen van fietsers in de regio aangaan. De gemeente betwistte dit en stelde dat de Fietsersbond geen collectief belang had bij de besluiten, omdat het om lokale kwesties ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de Fietsersbond wel degelijk een collectief belang had, aangezien de statuten van de vereniging gericht zijn op het bevorderen van de positie van fietsers in Nederland. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Fietsersbond belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Tevens werd het beroep van de Fietsersbond tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gemeente inmiddels nieuwe besluiten had genomen. De zaak werd gedeeltelijk terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling van een specifiek bezwaar.

De uitspraak benadrukt het belang van collectieve belangenbehartiging door verenigingen en de rol van de rechter in het waarborgen van deze belangen in bestuursrechtelijke procedures. De gemeente werd veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de Fietsersbond.

Uitspraak

200401150/1.
Datum uitspraak: 8 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de raad van de gemeente Heeze-Leende,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 december 2003 in het geding tussen:
de Fietsersbond, gevestigd te Utrecht
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 september 1999 heeft appellant, voorzover thans van belang, een parkeerverbod ingesteld in een gedeelte van de Kapelstraat te Heeze.
Bij besluit van 14 mei 2001 heeft appellant, beslissend op bezwaar, het besluit van 20 september 1999, onder aanvulling hiervan, gehandhaafd.
Bij besluit van 17 december 2001 heeft appellant, voorzover thans van belang, de Zegge te Heeze en de aanliggende zandpaden, zoals aangegeven op de bijlage bij het besluit, afgesloten voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van bestemmingsverkeer.
Bij besluit van 21 mei 2002 heeft appellant de besluiten van 20 september 1999 en van 14 mei 2001 ingetrokken.
Bij besluit van dezelfde datum heeft appellant het besluit van 17 december 2001 ingetrokken, onder vaststelling van een nieuw verkeersbesluit met een beperktere werking.
Bij besluiten van 3 februari 2003 en 24 maart 2003 heeft appellant de door de Fietsersbond tegen de besluiten van 21 mei 2002 gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2003, verzonden op 29 december 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) de door de Fietsersbond tegen die besluiten ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en bepaald dat appellant opnieuw op de bezwaren dient te beslissen met inachtneming van het in de uitspraak bepaalde. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 9 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 4 maart 2004 heeft de Fietsersbond van antwoord gediend.
Bij brief van 10 maart 2004 heeft de Fietsersbond bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig opnieuw beslissen op de bezwaren tegen de besluiten van 21 mei 2002.
Bij brief van 26 april 2004 heeft de Fietsersbond nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij gezonden.
Bij onderscheiden besluiten van 29 juli 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende (hierna: het college) het bezwaar tegen het besluit van 21 mei 2002 tot intrekking van de besluiten van 20 september 1999 en van 14 mei 2001 niet-ontvankelijk verklaard (kenmerk 61868) en het bezwaar tegen het besluit van 21 mei 2002 tot intrekking van het besluit van 17 december 2001 en vaststelling van een nieuw verkeersbesluit, ongegrond verklaard (kenmerk 61867).
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. D.J.C.M. Brunenberg en mr. drs. W.G.M. van Ham, ambtenaren van de gemeente, en de Fietsersbond, vertegenwoordigd door [secretaris] van de onderafdeling Heeze-Leende, en [beleidsmedewerker] van het landelijk bureau, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende - voor wie ingevolge de artikelen 7:1 en 8:1 van die wet bezwaar of beroep openstaat - verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2.    Appellant heeft het oordeel van de rechtbank bestreden dat de Fietsersbond bij de besluiten van 21 mei 2002 belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. De rechtbank heeft overwogen dat aan de eisen die in artikel 1:2 van de Awb worden gesteld is voldaan, aangezien in de statuten van de Fietsersbond, kort gezegd, is bepaald dat zij zich in het bijzonder inzet voor het algemeen belang, te weten de positie van fietsers in Nederland, voorts dat de Fietsersbond met de lokale afdeling, die geen rechtspersoonlijkheid bezit, actie voert in de gemeente Heeze-Leende, advies geeft en procedures voert.
2.3.    Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderhavig verkeersbelang niet van dien aard is dat de Fietsersbond zich dit als landelijk opererende vereniging - binnen het kader van haar algemene doelstelling -  kan aantrekken aangezien de genomen verkeersbesluiten slechts plaatselijke kwesties betreffen. Voorts heeft appellant betoogd dat het gaat om individuele belangen die een gering aantal bij de betreffende verkeersmaatregelen betrokken leden van de Fietsersbond gemeen hebben. Op grond daarvan heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat het niet gaat om een algemeen of collectief belang in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb en dat derhalve geen sprake is van een eigen belang van de Fietsersbond bij de bestreden besluiten.
2.4.    Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 21 januari 2004, in zaak no.
200304188/1, moet het bij de belangen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb gaan om een aan de statutaire doelstelling ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast, waarbij dat belang los kan worden gezien van dat van de individuele leden, en waarvan de behartiging de trekken dient te vertonen van behartiging van boven-individuele belangen.
De Fietsersbond is een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging, die krachtens de in artikel 2, eerste lid, van de statuten neergelegde doelstelling onder andere meer ruimte voor de fiets en de fietser en verbetering van de kwaliteit (waaronder de veiligheid) van het fietsen nastreeft.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat van een belang als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb sprake is. De besluiten van 21 mei 2002 zijn mede genomen in het belang van de veiligheid van fietsers in de Kapelstraat en op de Zegge. De belangen van fietsers zijn derhalve betrokken bij die besluiten. Die belangen worden in het bijzonder behartigd door de Fietsersbond, gelet op de in artikel 2, eerste lid, van de statuten neergelegde doelstelling. De doelstelling om meer ruimte voor de fiets en de fietsers na te streven en de kwaliteit van het fietsen te verbeteren is voldoende concreet, het gaat niet uitsluitend om de belangen van individuele leden. Ook heeft de rechtbank in dit verband terecht van belang geacht dat de Fietsersbond via de onderafdeling Heeze-Leende ter plaatse activiteiten ontplooit. Met de rechtbank dient voorts te worden geoordeeld dat het belang van de Fietsersbond rechtstreeks is betrokken bij de besluiten van 21 mei 2002 en de bezwaren daartegen bij de besluiten van 3 februari 2003 en 24 maart 2003 dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak diende appellant opnieuw op de bezwaren tegen de besluiten van 21 mei 2002 te beslissen. Met toepassing van artikel 6:18, eerste lid, en artikel 6:19, eerste lid, van de Awb worden het beroep tegen het niet tijdig beslissen op die bezwaren, alsmede de besluiten van 29 juli 2004, waarbij alsnog op die bezwaren is beslist, bij de beoordeling in hoger beroep betrokken.
2.7.    Nu hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van nieuwe besluiten op bezwaar die besluiten inmiddels zijn genomen, heeft de Fietsersbond geen belang meer bij een beoordeling van dat beroep. De Afdeling zal dat beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
2.8.    Het college is krachtens het door appellant op 23 september 2002 vastgestelde delegatiebesluit bevoegd om verkeersbesluiten te nemen.
Ten aanzien van de Kapelstraat is sprake van gewijzigde omstandigheden, in verband waarmee een nieuw verkeersbesluit is genomen, inhoudende een parkeerverbod dat zich ook uitstrekt tot het gebied waarop het bij besluit van 21 mei 2002 ingetrokken parkeerverbod betrekking had. Gelet daarop, en mede in aanmerking genomen dat de Fietsersbond ter zitting in hoger beroep heeft verklaard tegen dat nieuwe besluit geen bezwaren te hebben, moet worden geoordeeld dat de Fietsersbond geen belang meer heeft bij een beoordeling van het besluit op bezwaar van 29 juli 2004, kenmerk 61868. Derhalve zal het beroep daartegen niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van het beroep tegen het besluit op bezwaar van 29 juli 2004, kenmerk 61867, met betrekking tot de Zegge, ziet de Afdeling, mede gelet op het feit dat dit besluit eerst ter zitting aan de Afdeling is overgelegd en dit beroep een inhoudelijke behandeling vergt, aanleiding de beslissing daarop met toepassing van artikel 6:19, tweede lid, van de Awb, in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, te verwijzen naar de rechtbank.
2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat aanleiding op na te melden wijze.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van nieuwe besluiten op de bezwaren tegen de besluiten van 21 mei 2002 niet-ontvankelijk;
III.    verklaart het beroep tegen het besluit van 29 juli 2004, kenmerk 61868, niet-ontvankelijk;
IV.    verwijst het beroep tegen het besluit van 29 juli 2004, kenmerk 61867, naar de rechtbank ‘s-Hertogenbosch;
V.    veroordeelt de raad van de gemeente Heeze-Leende in de door de Fietsersbond in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 132,55; het bedrag dient door de gemeente Heeze-Leende te worden betaald aan de Fietsersbond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. De Leeuw-van Zanten
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2004
91-402.