200307659/1.
Datum uitspraak: 8 september 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Weert,
verweerder.
Bij besluit van 24 juni 2003 heeft verweerder het verzoek van appellant om met bestuurlijke handhavingsmiddelen op te treden tegen overtreding van een bij besluit van 16 februari 1982 aan de vereniging “Schutterij St. Cornelis” krachtens de Hinderwet verleende vergunning voor een inrichting op het adres Ittervoorterweg 70h te Weert, afgewezen.
Bij besluit van 14 oktober 2003, verzonden op 11 november 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 19 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 19 januari 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 27 mei 2004. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van vergunninghoudster. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2004, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door J. Truijen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Stals, advocaat te Weert, als partij gehoord.
2.1. Appellant woont naast de inrichting. Hij heeft met name verzocht om handhaving van de voorschriften 1 en 22, verbonden aan de voor de inrichting bij besluit van 16 februari 1982 krachtens de Hinderwet verleende vergunning.
In voorschrift 1 is, kort weergegeven, bepaald dat niet mag worden geschoten indien zich iemand in de onveilige zone bevindt.
In voorschrift 22 is bepaald dat zich tijdens het schieten geen personen, uitgezonderd de schutter en de schietmeester, mogen bevinden binnen een straal van drie meter rondom de standplaats van de schutter.
Appellant wijst erop dat een deel van zijn tuin in zowel de onveilige zone, als binnen een straal van drie meter rondom de standplaats van de schutter, ligt. Daaruit volgt, aldus appellant, dat de voorschriften niet handhaafbaar zijn.
2.2. Verweerder heeft zijn afwijzing van het handhavingverzoek doen steunen op de overweging dat de voor de inrichting geldende vergunning onherroepelijk is, zodat de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften niet meer ter discussie (kunnen) staan.
2.3. De Afdeling overweegt als volgt. Indien, zoals hier, wordt verzocht om het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen, moet verweerder allereerst vaststellen of sprake is van een overtreding ter zake waarvan hij bevoegd is om handhavend op te treden. Uit het primaire besluit noch het bestreden besluit blijkt dat verweerder dit heeft gedaan. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder bij de voorbereiding van het bestreden besluit, in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, niet de nodige kennis heeft vergaard omtrent de relevante feiten.
2.4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.5. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De door appellant in verband met de zitting van 22 juli 2004 gemaakte reis- en verblijfkosten zijn reeds betrokken in de ten gunste van hem uitgesproken proceskostenveroordeling in de – eveneens op deze zitting behandelde – zaak
200402597/1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Weert van 14 oktober 2003;
III. gelast dat de gemeente Weert aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Oudenaller
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2004