ECLI:NL:RVS:2004:AQ9921
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.J. Hoekstra
- A.P. de Rooy
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake ontgrondingsvergunning voor bedrijventerrein
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 september 2004 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster, de naamloze vennootschap "N.V. Ontwikkelingsmaatschappij Rail Service Centrum Groningen", heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Groningen, dat op 13 april 2004 een vergunning onder voorschriften heeft verleend voor het ontgronden van een perceel in de gemeente [plaats]. Deze vergunning is verleend voor het graven van een insteekhaven ten behoeve van een te realiseren bedrijventerrein. Verzoekster stelt dat de vergunning ten onrechte is verleend, omdat een concurrent zich op het bedrijventerrein zal vestigen en gebruik zal maken van de insteekhaven, wat zou leiden tot omzetverlies voor verzoekster.
De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 30 augustus 2004, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. J. Veltman en ing. W.J. Dirksen, en verweerder door C.H. Dijkstra en D.J.P. Wever. Ook de vergunninghoudster was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. W.H.R. van Boetzelaer. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat het belang van verzoekster niet rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken, aangezien de ontgrondingsvergunning niet uitsluitend ten behoeve van een concurrent van verzoekster is verleend. Hierdoor is het waarschijnlijk dat het beroep van verzoekster niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 september 2004.