ECLI:NL:RVS:2004:AQ8709
Raad van State
- Hoger beroep
- D.A.C. Slump
- C.E.C.M. van Roosmalen
- Rechtspraak.nl
Weigering bouwvergunning voor erfafscheiding in Apeldoorn
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn om een bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een erfafscheiding. Het college had op 8 oktober 2002 besloten om de vergunning te weigeren, waarna appellanten bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 18 februari 2003 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben appellanten beroep ingesteld bij de rechtbank Zutphen, die op 5 januari 2004 de uitspraak van het college bevestigde en het beroep ongegrond verklaarde. Appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 12 februari 2004 is ingekomen.
De zaak is behandeld op 27 juli 2004, waarbij appellanten in persoon aanwezig waren, bijgestaan door een gemachtigde, en het college vertegenwoordigd was door mr. N. te Brinke, ambtenaar van de gemeente Apeldoorn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat er geen binnenplanse vrijstelling voor het bouwplan kan worden verleend. De argumenten van appellanten in hoger beroep waren grotendeels herhalingen van hun eerdere betogen en hebben geen nieuw licht op de zaak geworpen.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in naam der Koningin op 1 september 2004.