ECLI:NL:RVS:2004:AQ7488

Raad van State

Datum uitspraak
25 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400774/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor duivenhok door college van burgemeester en wethouders van Kampen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Kampen op 5 september 2002 een bouwvergunning geweigerd voor de bouw van een duivenhok op een perceel in Kampen. Appellant, de aanvrager van de vergunning, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar op 8 april 2003 ongegrond. Vervolgens heeft de rechtbank Zwolle op 17 december 2003 het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Appellant heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld in brieven van 27 januari en 25 februari 2004.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 13 juli 2004, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.P.M. Schaap, en het college werd vertegenwoordigd door mr. S. Kroes-Bergman. De Raad overwoog dat het bouwplan, dat al was gerealiseerd, een duivenhok van ongeveer 34 m2 betrof. Appellant stelde dat het college ten onrechte geen vrijstelling had verleend, omdat hij gerechtvaardigd vertrouwen had dat het bestemmingsplan de bouw niet in de weg stond. De Raad oordeelde echter dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van gerechtvaardigd vertrouwen. Het college had terecht aangegeven terughoudend te zijn met het verlenen van toestemming voor extra bijgebouwen in het buitengebied.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 25 augustus 2004.

Uitspraak

200400774/1.
Datum uitspraak: 25 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 17 december 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Kampen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Kampen (hierna: het college) aan appellant geweigerd een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een duivenhok op het perceel plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 april 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 december 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 27 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 februari 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 april 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. S.P.M. Schaap, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Kroes-Bergman, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan, dat voor het indienen van de aanvraag reeds was gerealiseerd, betreft een duivenhok van ongeveer 34 m2. Op het perceel is een aantal bijgebouwen gesloopt met een oppervlakte van totaal ongeveer 102 m2, waaronder een schuur van circa 42 m2. In plaats daarvan is onder meer het duivenhok gebouwd.
2.2.    Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte heeft geweigerd vrijstelling te verlenen voor het bouwplan, omdat bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat het bestemmingsplan niet aan de bouw van het duivenhok in de weg stond.
2.3.    Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen als door appellant bedoeld. Het enkele feit dat de voormalige gemeente IJsselmuiden bij de uitleg van het bestemmingsplan het - onjuist gebleken – uitgangspunt hanteerde dat voor een zelfde oppervlakte aan bijgebouwen mocht worden gebouwd als zou worden gesloopt, brengt niet mee dat het college gehouden zou zijn vrijstelling te verlenen voor elk bouwwerk dat met inachtneming van genoemd uitgangspunt is opgericht. Voorop staat dat het bestemmingsplan de bouw van een duivenhok niet toelaat. Het college heeft aangegeven terughoudend te zijn met het geven van toestemming voor extra bijgebouwen in het buitengebied. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hem concrete toezeggingen zijn gedaan dat voor het duivenhok vrijstelling zou worden verleend. Het gegeven dat de verbouwing van de voormalige boerderij tot woonboerderij is toegestaan en dat de gebouwde dubbele garage/berging wordt gedoogd, leidt niet tot een ander oordeel, nu met betrekking tot die bouwwerken bouwplannen zijn ingediend en vervolgens op grond van die plannen ambtelijke uitspraken zijn gedaan waaraan het college zich gebonden acht.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven    w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2004
17.