ECLI:NL:RVS:2004:AQ6647

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308809/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering ontheffing voor schenken alcoholhoudende drank tijdens jaarvergadering

In deze zaak heeft de burgemeester van Ameland op 9 april 2002 geweigerd om appellante ontheffing te verlenen voor het schenken van alcoholhoudende drank in haar manege tijdens de jaarvergadering van de Amelander Men- en Rijvereniging (AMRV) op 12 april 2002. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de burgemeester verklaarde dit bezwaar ongegrond in een ongedateerd besluit dat op 3 maart 2003 werd verzonden. De rechtbank Leeuwarden heeft op 14 november 2003 het beroep van appellante tegen de weigering van de burgemeester ongegrond verklaard. Appellante heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 24 december 2003 is ingediend.

Tijdens de zitting op 14 juni 2004 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank haar ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om na de zitting aanvullende stukken in te dienen. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat de Drank- en Horecawet geen mogelijkheid biedt voor het verlenen van ontheffing voor de gelegenheid waarvoor appellante een ontheffing had aangevraagd. Appellante stelde dat er sprake was van willekeur, omdat aan de AMRV op 20 mei 2003 wel een ontheffing was verleend voor een jaarvergadering.

De Raad van State oordeelde dat de burgemeester terecht had geweigerd om ontheffing te verlenen, aangezien de ontheffing die aan de AMRV was verleend, een vergissing betrof. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 11 augustus 2004.

Uitspraak

200308809/1.
Datum uitspraak: 11 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 14 november 2003 in het geding tussen:
appellante
en
de burgemeester van Ameland.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2002 heeft de burgemeester van Ameland (hierna: de burgemeester) geweigerd appellante ontheffing te verlenen voor het schenken van alcoholhoudende drank in de door haar geëxploiteerde manege tijdens de jaarvergadering van de Amelander Men- en Rijvereniging (hierna: AMRV) op 12 april 2002.
Bij ongedateerd besluit, verzonden op 3 maart 2003, heeft de burgemeester het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 13 februari 2004 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2004, waar appellante in persoon en de burgemeester, vertegenwoordigd door C.M. Smid, ambtenaar der gemeente, en P.J. IJnsen, wethouder, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Drank- en Horecawet, voorzover hier van belang, kan de burgemeester ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank op aanvraag ontheffing verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod, bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard.
2.2.    Voorzover appellante heeft gesteld dat de rechtbank haar in de gelegenheid heeft gesteld om na de zitting stukken in te dienen, kan dit niet uit het proces-verbaal worden afgeleid. Ook overigens heeft appellante dit niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank heeft dan ook uitspraak kunnen doen zonder het na de zitting door appellante aan haar gezonden afschrift van de aan de AMRV verleende ontheffing daarbij te betrekken.
2.3.    In hoger beroep heeft appellante betoogd dat haar ten onrechte geen ontheffing is verleend, nu op 20 mei 2003 wel aan de AMRV ontheffing voor een jaarvergadering van de AMRV is verleend, zodat sprake is van willekeur.
2.4.    De burgemeester heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat artikel 35, eerste lid, van de Drank- en Horecawet geen mogelijkheid biedt voor ontheffingverlening voor gelegenheden als waarvoor appellante een ontheffing heeft aangevraagd. Weliswaar is na het nemen van het besluit op bezwaar ontheffing verleend aan de AMVR, maar vaststaat dat dit een vergissing betreft. Appellante en de AMVR zijn hierop enige tijd nadat de betrokken jaarvergadering van de AMVR reeds was gehouden, gewezen, waarbij de burgemeester heeft aangegeven dat de AMRV niet opnieuw ontheffing ten behoeve van een vergadering zal worden gegeven. Niet kan worden gezegd dat appellante aan deze vergissing de verwachting heeft mogen ontlenen dat ook aan haar ontheffing zou worden verleend.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Zwemstra
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2004
97-402.