ECLI:NL:RVS:2004:AQ6625

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308771/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke vrijstelling van bestemmingsplan voor gronddepot in Boxmeer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting Grondbank Oost tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer, dat op 25 september 2001 tijdelijke vrijstelling verleende van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" voor het oprichten en in gebruik hebben van een gronddepot. Deze vrijstelling was voor een periode van twee jaar, gerekend vanaf de dag na publicatie van het besluit. Het verzoek van appellante om vrijstelling voor een periode van vijf jaar werd echter geweigerd.

Op 24 september 2002 heeft het college het eerdere besluit herroepen en appellante gesommeerd om de werken op het terrein te verwijderen en het terrein in de oorspronkelijke staat terug te brengen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond op 13 november 2003. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 29 juli 2004 behandeld. Appellante en een derde-belanghebbende zijn niet ter zitting verschenen, terwijl het college vertegenwoordigd was. De Afdeling overweegt dat appellante geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 24 september 2002, waardoor het college niet gehouden was om de termijn van vrijstelling te verlengen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200308771/1.
Datum uitspraak: 11 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Stichting Grondbank Oost, gevestigd te Rijkevoort,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 november 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer (hierna: het college), voorzover thans van belang, appellante met toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) tijdelijke vrijstelling van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" verleend voor het oprichten en in gebruik hebben van een gronddepot op het perceel kadastraal bekend gemeente Boxmeer, sectie Z, nummer 4310, gelegen aan Het Melder te Oeffelt, voor een periode van twee jaar, gerekend vanaf de dag na publicatie van dit besluit en het verzoek van appellante om vrijstelling voor een periode van vijf jaar geweigerd.
Bij besluit van 24 september 2002 heeft het college, voorzover thans van belang, het besluit van 25 september 2001 waarbij vrijstelling is verleend voor een periode van twee jaar herroepen, het verzoek van appellante om vrijstelling als hiervoor genoemd alsnog geweigerd en appellante gesommeerd de werken die inmiddels op het terrein zijn aangebracht te verwijderen en de grond af te voeren c.q. het terrein in de oorspronkelijke staat terug te brengen binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van publicatie van dit besluit.
Bij uitspraak van 13 november 2003, verzonden op 14 november 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 22 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 februari 2004 heeft [derde-belanghebbende], een reactie ingezonden.
Bij brief van 4 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2004, waar het college, vertegenwoordigd door H.A.J. Verberk, ambtenaar der gemeente, is verschenen. Appellante en [derde-belanghebbende] zijn, met bericht, niet ter zitting verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante heeft op 15 oktober 1999 om tijdelijke vrijstelling verzocht voor het oprichten en in gebruik hebben van een gronddepot voor een periode van vijf jaar.
Vast staat dat uitsluitend door [derde-belanghebbende] en anderen, (hierna: derde-belanghebbenden) bezwaar tegen het besluit van 25 september 2001 is gemaakt.
2.2.    Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bij besluit van 24 september 2002 ten onrechte heeft geweigerd alsnog vrijstelling te verlenen voor een periode van vijf jaar, zoals aangevraagd.
Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, nu door appellante – door geen bezwaar te maken – in bezwaar niet is aangevoerd dat de termijn van vrijstelling vijf jaar diende te zijn, het betoog van appellante dat voor meer dan twee jaar vrijstelling had moeten worden verleend geen onderwerp van geschil in beroep tegen het besluit van 24 september 2002 meer kan zijn. Hierbij is in aanmerking genomen dat, nu appellante geen bezwaar heeft gemaakt, het besluit van het college van 24 september 2002, gelet op het bepaalde in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, tot stand diende te komen na heroverweging op grondslag van het bezwaar van [derde-belanghebbenden].
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink    w.g. Klein Nulent
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2004
218-423.