200308771/1.
Datum uitspraak: 11 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Stichting Grondbank Oost, gevestigd te Rijkevoort,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 november 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer.
Bij besluit van 25 september 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer (hierna: het college), voorzover thans van belang, appellante met toepassing van artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) tijdelijke vrijstelling van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" verleend voor het oprichten en in gebruik hebben van een gronddepot op het perceel kadastraal bekend gemeente Boxmeer, sectie Z, nummer 4310, gelegen aan Het Melder te Oeffelt, voor een periode van twee jaar, gerekend vanaf de dag na publicatie van dit besluit en het verzoek van appellante om vrijstelling voor een periode van vijf jaar geweigerd.
Bij besluit van 24 september 2002 heeft het college, voorzover thans van belang, het besluit van 25 september 2001 waarbij vrijstelling is verleend voor een periode van twee jaar herroepen, het verzoek van appellante om vrijstelling als hiervoor genoemd alsnog geweigerd en appellante gesommeerd de werken die inmiddels op het terrein zijn aangebracht te verwijderen en de grond af te voeren c.q. het terrein in de oorspronkelijke staat terug te brengen binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum van publicatie van dit besluit.
Bij uitspraak van 13 november 2003, verzonden op 14 november 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 22 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 24 februari 2004 heeft [derde-belanghebbende], een reactie ingezonden.
Bij brief van 4 maart 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2004, waar het college, vertegenwoordigd door H.A.J. Verberk, ambtenaar der gemeente, is verschenen. Appellante en [derde-belanghebbende] zijn, met bericht, niet ter zitting verschenen.
2.1. Appellante heeft op 15 oktober 1999 om tijdelijke vrijstelling verzocht voor het oprichten en in gebruik hebben van een gronddepot voor een periode van vijf jaar.
Vast staat dat uitsluitend door [derde-belanghebbende] en anderen, (hierna: derde-belanghebbenden) bezwaar tegen het besluit van 25 september 2001 is gemaakt.
2.2. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bij besluit van 24 september 2002 ten onrechte heeft geweigerd alsnog vrijstelling te verlenen voor een periode van vijf jaar, zoals aangevraagd.
Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, nu door appellante – door geen bezwaar te maken – in bezwaar niet is aangevoerd dat de termijn van vrijstelling vijf jaar diende te zijn, het betoog van appellante dat voor meer dan twee jaar vrijstelling had moeten worden verleend geen onderwerp van geschil in beroep tegen het besluit van 24 september 2002 meer kan zijn. Hierbij is in aanmerking genomen dat, nu appellante geen bezwaar heeft gemaakt, het besluit van het college van 24 september 2002, gelet op het bepaalde in artikel 7:11, eerste lid, van de Awb, tot stand diende te komen na heroverweging op grondslag van het bezwaar van [derde-belanghebbenden].
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Klein Nulent
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2004