ECLI:NL:RVS:2004:AQ5737
Raad van State
- Hoger beroep
- B.J. van Ettekoven
- B. Klein Nulent
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het belanghebbend zijn bij besluit tot oplegging van een last onder dwangsom
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis, waarbij aan een vennoot van een maatschap een last onder dwangsom is opgelegd om de verhuur van een pand te staken. Het college had op 16 juni 2000 besloten dat de verhuur van het pand uiterlijk op 1 januari 2002 moest worden gestaakt. Appellante, die zich tegen dit besluit had verzet, kreeg in eerste aanleg gelijk van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die de bestreden beslissing op bezwaar vernietigde en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellante als belanghebbende kon worden aangemerkt.
Echter, in hoger beroep heeft de Raad van State geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat appellante als belanghebbende kon worden aangemerkt. De Raad van State concludeerde dat appellante niet voldoende feitelijke gegevens had overgelegd om haar stelling te onderbouwen dat de woning deel uitmaakte van het vermogen van de maatschap. De overgelegde akten gaven geen bewijs dat de woning in de maatschap was ingebracht of dat de vennoten deze in die hoedanigheid hadden aangekocht. De Raad van State bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak van de Raad van State benadrukt het belang van het bewijs van belanghebbendheid in bestuursrechtelijke procedures. De beslissing om geen proceskostenveroordeling op te leggen, werd ook bevestigd, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2004.