ECLI:NL:RVS:2004:AQ3715
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verklaring van vakbekwaamheid door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
In deze zaak heeft de Raad van State op 21 juli 2004 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag om een verklaring van vakbekwaamheid door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De aanvraag werd op 10 juni 2002 afgewezen, omdat de gevolgde opleiding van appellante niet gelijkwaardig was aan een Nederlandse opleiding aan een faculteit geneeskunde. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de minister verklaarde dit bezwaar op 17 oktober 2002 ongegrond. De rechtbank Rotterdam oordeelde op 11 november 2003 dat de minister terecht had gehandeld, en bevestigde de afwijzing van de aanvraag.
Appellante ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar zij op 15 juni 2004 ter zitting verscheen, bijgestaan door haar advocaat. De minister werd vertegenwoordigd door ambtenaren van het ministerie. Tijdens de zitting werd de zaak besproken, waarbij appellante het gelijkheidsbeginsel inbracht, verwijzend naar andere gevallen van vergelijkbare aanvragen. De Raad van State oordeelde echter dat de minister voldoende had aangetoond dat de door appellante aangehaalde gevallen niet vergelijkbaar waren met haar situatie.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het beleid af te wijken. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de Raad van State recht deed in naam der Koningin.