ECLI:NL:RVS:2004:AQ3680

Raad van State

Datum uitspraak
21 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307705/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 en de norm voor consumptieaardappelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Breda over de toekenning van een tegemoetkoming in verband met schade door extreem zware regenval in 1998. De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties had op 4 mei 1999 een tegemoetkoming toegekend op basis van de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een later besluit van de staatssecretaris, dat haar bezwaren ongegrond verklaarde. De rechtbank Breda had in een eerdere uitspraak op 15 februari 2002 het beroep van appellante deels gegrond verklaard, maar de staatssecretaris had in een nieuw besluit op 30 oktober 2002 de bezwaren opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank had op 3 oktober 2003 de eerdere uitspraak bevestigd, maar had de weigering van een tegemoetkoming in stroschade vernietigd.

Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 15 juni 2004 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij zich beriep op een schaderapport van een schade-expert. De staatssecretaris heeft echter betoogd dat de norm voor consumptieaardappelen, zoals vastgesteld in de Beleidsregels, correct is toegepast en dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar teelt significant afwijkt van de gegevens waarop de norm is gebaseerd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de tegemoetkoming terecht op de norm voor consumptieaardappelen heeft gebaseerd. Het hoger beroep van appellante is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200307705/1.
Datum uitspraak: 21 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 oktober 2003 in het geding tussen:
appellante
en
de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 mei 1999 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de staatssecretaris) appellante op grond van de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 een tegemoetkoming toegekend.
Bij besluit van 27 oktober 2000 heeft de staatssecretaris op het daartegen door appellante gemaakte bezwaar beslist.
Bij uitspraak van 15 februari 2002 heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep deels gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar gedeeltelijk vernietigd.
Bij besluit van 30 oktober 2002 heeft de staatssecretaris de bezwaren van appellante wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 oktober 2003, verzonden op 13 oktober 2003, heeft de rechtbank het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de weigering van een tegemoetkoming in stroschade, het bestreden besluit in zoverre vernietigd, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 19 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 16 januari 2004 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. C.M. Emeis, advocaat te Alphen aan den Rijn, en [directeur] van de vennootschap, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door drs. J.J.M. Schipper en ing. G.C.J. van Rooijen, beiden werkzaam bij LASER, zijn verschenen. Appellante heeft ter zitting meegebracht K. Ammerlaan, beëdigd taxateur gewassen en gewasschade, en de staatssecretaris J. Neele, werkzaam bij het Bureau Coördinatie Expertiseorganisaties.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e, van de op de schade en kosten die zijn ontstaan ten gevolge van de extreem zware regenval op 13 en 14 september 1998 van toepassing verklaarde Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (hierna: de Wet) heeft een gedupeerde recht op een tegemoetkoming in de teeltplanschade.
Ingevolge artikel 9 van op de Wet gebaseerde Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 (hierna: de Regeling) bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming in de teeltplanschade 65% van het schadebedrag.
In de Beleidsregels voor de toekenning van teeltplanschade op grond van de Regeling (Stcrt. 1998, 208, blz. 9) (hierna: de Beleidsregels) heeft de staatssecretaris bekend gemaakt welke grondslagen worden gehanteerd voor de berekening van de voor vergoeding in aanmerking komende teeltplanschade. In de bijlage bij de Beleidsregels is ter berekening van de voor een tegemoetkoming in aanmerking komende teeltplanschade voor consumptie-aardappelen een normbedrag van ƒ 9.180,00/€ 4.165,70 per hectare opgenomen. Blijkens de toelichting bij de Beleidsregels wordt met het normbedrag weergegeven de gemiddelde (bruto) opbrengst per ha. of m² die in de betreffende productcategorie naar alle verwachting zou zijn behaald indien er geen schade zou zijn opgetreden door de wateroverlast. Daarbij is uitgegaan van de meest recente KWIN-gegevens (Kwantitatieve informatie voor de land- en tuinbouw) waarin de voortschrijdende gegevens over de in de afgelopen drie jaar gerealiseerde productie zijn samengevat.
2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 18 september 2002 in zaak no. 200106074/1 (www.raadvanstate.nl) is niet gebleken dat de norm voor consumptieaardappelen in de bijlage bij de Beleidsregels op zich onjuist is of dat de Beleidsregels in zoverre anderszins in strijd zijn met het recht. Toepassing van deze norm komt echter in strijd met artikel 4, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet als appellante aannemelijk kan maken dat haar teelt van de aardappelrassen Agria en Asterix zodanig afwijkt van de gegevens waarop de KWIN zijn gebaseerd, dat de norm niet aansluit op de redelijkerwijs te verwachten opbrengst van de door haar geteelde aardappelen.
2.3. Vast staat dat appellante in 1998 met de teelt van de rassen Asterix en Agria is gestart en dat zij derhalve geen historische gegevens heeft kunnen overleggen op grond waarvan de staatssecretaris kon vaststellen dat door haar in het verleden een significant hogere opbrengst met die rassen is behaald die een afwijking van de norm voor consumptieaardappelen rechtvaardigen. Voorts is niet gebleken dat de productiemethode van appellante zodanig afwijkt van de productiemethode van de bedrijven waar de gegevens van de KWIN op zijn gebaseerd, dat de norm niet aansluit op de redelijkerwijs te verwachten opbrengst van de door haar geteelde consumptieaardappelen.
2.4. Appellante heeft zich beroepen op een in haar opdracht door wijlen J.J.M. Roks, schade-expert en beëdigd taxateur te Bergen op Zoom opgesteld schaderapport, waarin sprake is van schade aan het ras Agria van ƒ 13.519,29/€ 6.134,79 per hectare en van schade aan het ras Asterix van ƒ 12.256,00/€ 5.561,53 per hectare. In het bestreden besluit, zoals nader toegelicht ter zitting, heeft de staatssecretaris voldoende duidelijk en overtuigend uiteengezet waarom niet van de juistheid van die schadebedragen kan worden uitgegaan. Appellante heeft zich voorts beroepen op een nadere, door Ammerlaan op 12 maart 2004 opgestelde rapportage. Ammerlaan is daarbij uitgegaan van de KWIN 2000/2001, waarbij ook gegevens uit het jaar 1999 zijn betrokken. Terecht staat de staatssecretaris op het standpunt dat die gegevens bij het vaststellen van de tegemoetkoming geen rol kunnen spelen. De in de bijlage bij de Beleidsregels neergelegde norm is immers niet (mede) gegrond op gegevens over 1999. Overigens laat het zich denken dat de gegevens over de opbrengsten in 1999 zijn beïnvloed door de gevolgen van de zware regenval op 13 en 14 september 1998.
Het oordeel van de rechtbank dat de staatssecretaris de tegemoetkoming terecht op de norm voor consumptieaardappelen heeft gebaseerd is juist.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2004
27-55.