200308478/1.
Datum uitspraak: 14 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellanten sub 1], allen wonend te [woonplaats],
2. de stichting "Stichting Studiegroep Leudal e.o.", gevestigd te Haelen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 november 2003 in de gedingen tussen:
de burgemeester van Heythuysen.
Bij onderscheiden besluiten van 23 mei 2002 heeft de burgemeester van Heythuysen (hierna: de burgemeester) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [partij], gelet op het bepaalde in artikel 5, zesde lid, van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen van 14 oktober 1998, Stb. 511 (hierna: het Besluit), incidentele verklaringen van geen bezwaar verleend voor het uitvoeren van een in die besluiten genoemd aantal landingen en take offs met een helikopter.
Bij besluit van 4 juni 2002 heeft de burgemeester aan [partij] een incidentele verklaring van geen bezwaar verleend in verband met het uitvoeren van 1 landing en 1 take off.
Bij besluiten van 22 augustus 2002 heeft de burgemeester de tegen voornoemde besluiten door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 november 2003, verzonden op 10 november 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) de daartegen door appellanten ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 16 respectievelijk 18 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 2 februari 2004 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
Bij brief van 5 februari 2004 heeft de ingevolge artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) tot het geding toegelaten belanghebbende [partij] een memorie ingediend.
Appellanten sub 1 hebben bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2004, te kennen gegeven niet persoonlijk ter zitting te zullen verschijnen en hebben daarbij voorts een toelichting op het door hen ingestelde hoger beroep ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2004, waar appellante sub 2, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de stichting, de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F.E.G.H. Stevens, werkzaam bij de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
2.1. Appellanten betogen in hoger beroep primair dat de rechtbank ten onrechte hun beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van processueel belang. Dit betoog slaagt. Weliswaar zijn de vluchten ten behoeve waarvan de in geding zijnde incidentele verklaringen van geen bezwaar zijn verleend reeds uitgevoerd, maar gelet op de frequentie van de aanvragen voor incidentele verklaringen van geen bezwaar en het feit dat – zoals ook ter zitting bij de Afdeling door [partij] is verklaard – zij ook in de nabije toekomst telkens helikoptervluchten vanaf het terrein aan de [locatie] wil uitvoeren, hebben appellanten belang bij beoordeling van de beroepen behouden. De rechtbank heeft de beroepen ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Gelet hierop zijn de hoger beroepen gegrond en komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking.
2.2. De Afdeling ziet voorts ambtshalve aanleiding na te gaan of de burgemeester appellanten sub 1 terecht als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb heeft aangemerkt en of hun bezwaar in verband hiermee terecht is ontvangen.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.1. Appellanten sub 1 wonen op ongeveer 1000 meter van het terrein van [partij] aan de [locatie] te Heythuysen, en hebben vanuit hun woning geen zicht daarop. Gelet op de afstand van hun woningen tot het terrein wonen zij niet in zodanig directe nabijheid daarvan, dat zij in verband daarmee als belanghebbende omwonenden kunnen worden beschouwd. Mede in aanmerking genomen dat het hier gaat om incidentele verklaringen van geen bezwaar waarbij de vliegroute wisselt is de omstandigheid dat de helikopter soms over de tuinen en woningen van appellanten sub 1 vliegt eveneens ontoereikend voor het oordeel dat zij zich in voldoende mate onderscheiden van de bewoners van de gemeente Heythuysen in het algemeen. Ook overigens ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat appellanten sub 1 een belang hebben dat rechtstreeks is betrokken bij het in bezwaar gehandhaafde besluit. Gelet hierop kunnen appellanten sub 1 niet worden aangemerkt als belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, en hadden zij niet in hun bezwaar mogen worden ontvangen.
2.3. De rechtbank is niet toegekomen aan de behandeling van de door appellante sub 2 aangevoerde beroepsgronden. De Afdeling ziet aanleiding de zaak niet terug te wijzen, maar zelf af te doen.
2.3.1. Appellante sub 2 betoogt tevergeefs dat – kort samengevat – de burgemeester bij zijn beslissingen inzake aanvragen voor het uitvoeren van helikoptervluchten vanaf de [locatie] te Heythuysen ten onrechte geen rekening houdt met onder meer de Europese wet- en regelgeving, de criteria waaraan volgens de Luchtvaartwet moet worden voldaan en met het vigerende bestemmingsplan.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 24 december 2003 in zaak no. 200302967/1 (www.raadvanstate.nl) kan de burgemeester bij een beslissing als de onderhavige geen belangen meewegen die buiten het kader van de hem ingevolge de Gemeentewet toegekende bevoegdheid inzake handhaving van de openbare orde vallen. Appellante sub 2 heeft geen argumenten aangevoerd die aanleiding geven voor het oordeel dat verlening van een verklaring van geen bezwaar verstoring van de openbare orde tot gevolg zal hebben. Ook het betoog van appellante sub 2 dat het heliterrein niet voldoet aan het bepaalde in artikel 3 van het Besluit, aangezien dat terrein volgens appellante sub 2 zich niet op de voorgeschreven minimale 50 meter van de aangrenzende openbare weg bevindt, geeft geen aanleiding tot dat oordeel. Uit de stukken blijkt dat het ten behoeve van landen en opstijgen in gebruik zijnde terrein op meer dan deze afstand van de aangrenzende openbare wegen is gelegen; dat de buitengrens van het perceel waarop het bedrijf van [partij] is gevestigd dichter bij de openbare weg ligt, doet hieraan niet af. Hetgeen appellante sub 2 heeft aangevoerd kan derhalve niet leiden tot het oordeel dat de burgemeester de verklaringen van geen bezwaar had mogen weigeren.
2.4. De conclusie is dat de hoger beroepen van appellanten sub 1 en appellante sub 2 gegrond zijn. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep van appellanten sub 1 alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar betrekking hebbend op appellanten sub 1 vernietigen. Nu de burgemeester met inachtneming van deze uitspraak geen ander besluit kan nemen dan het bij hem door appellanten sub 1 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaren, ziet de Afdeling aanleiding om op na te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De Afdeling zal tevens, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van appellante sub 2 alsnog ongegrond verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen van appellanten sub 1 en appellante sub 2 gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 4 november 2003, AWB 02/2785 BESLU en AWB 02/2786 BESLU;
III. verklaart het door appellanten sub 1 bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de burgemeester van Heythuysen van 22 augustus 2002, dat betrekking heeft op het door appellanten sub 1 gemaakte bezwaar;
V. verklaart het door appellanten sub 1 gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. verklaart het door appellante sub 2 bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
VIII. gelast dat de gemeente Heythuysen aan appellanten sub 1 het door hen voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 109,00 +€ 175,00= € 284,00) vergoedt;
IX. bepaalt dat de secretaris van de Raad van State aan appellante sub 2 het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 348,00) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Matulewicz
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2004