ECLI:NL:RVS:2004:AP8295

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307282/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor Duurzaam Energieproject op rijkswaterstaatswerken

In deze zaak heeft de Raad van State op 7 juli 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat om een vergunning te verlenen voor een Duurzaam Energieproject in de vorm van een woning aan de IJssel. De Staatssecretaris had op 12 oktober 2001 de vergunning geweigerd op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr). Appellant, de aanvrager van de vergunning, was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar gemaakt, dat op 1 mei 2002 ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Arnhem op 25 september 2003 het beroep van appellant tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.

Appellant heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat er sprake was van een nieuwe ingreep volgens de Beleidslijn “Ruimte voor de Rivier”. Hij stelde dat de Beleidslijn niet van toepassing was en dat de Staatssecretaris niet had aangetoond dat de realisatie van het project zou leiden tot een feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit. De Raad van State heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de Beleidslijn van toepassing is op de geplande activiteit en dat de realisatie van het project als een nieuwe ingreep moet worden aangemerkt.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat de Staatssecretaris de aanvraag aan de Beleidslijn heeft getoetst en op basis daarvan de vergunning terecht heeft afgewezen. Het hoger beroep van appellant is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200307282/1.
Datum uitspraak: 7 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 25 september 2003 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2001 heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat (hierna: de Staatssecretaris) geweigerd aan appellant een vergunning krachtens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (hierna: de Wbr) voor het realiseren van een Duurzaam Energieproject in de vorm van een woning op een gedeelte van het perceel kadastraal bekend […], sectie […], aan de linkeroever van de IJssel te verlenen.
Bij besluit van 1 mei 2002 heeft de Staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 september 2003, verzonden op 26 september 2003, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 november 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 december 2003 heeft de Staatssecretaris van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2004, waar appellant in persoon en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door
R.J.T. Smit en ing. N.H. Huntelaar, beiden werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank. Hij heeft in hoger beroep – kort samengevat – betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat in dit geval sprake is van een nieuwe ingreep als bedoeld in de Beleidslijn “Ruimte voor de Rivier” (Stcrt. 1996, 77, zoals herzien per 12 mei 1997, Stcrt. 1997, 87, hierna: de Beleidslijn). Naar zijn stellen is de Beleidslijn hier niet van toepassing. In het geval wel sprake is van een (nieuwe) ingreep, heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat bij realisatie van het project, anders dan de rechtbank heeft overwogen, redelijkerwijs niet gesproken kan worden van een feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit als bedoeld onder punt 1 “Hoofdlijn” van de Beleidslijn. De Staatssecretaris heeft dit volgens appellant niet aannemelijk gemaakt.
2.2. De Beleidslijn is van toepassing op alle nieuwe activiteiten (waaronder wijzingen van bestaande activiteiten) in het winterbed van de grote rivieren. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat op de door appellant geplande activiteit de Beleidslijn van toepassing is. Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat de realisatie van het Duurzaam Energieproject in de vorm van een woning als een nieuwe ingreep als bedoeld in de Beleidslijn moet worden aangemerkt. Anders dan appellant heeft betoogd, heeft de rechtbank eveneens terecht overwogen dat de enkele mogelijkheid dat deze nieuwe ingreep wellicht zou kunnen leiden tot één van de onder punt 1 “Hoofdlijn” van de Beleidslijn genoemde effecten, reeds voldoende is om de voorgenomen activiteit te toetsen aan de overige criteria van de Beleidslijn. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat de Staatssecretaris terecht de aanvraag aan de Beleidslijn heeft getoetst en op grond daarvan heeft afgewezen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2004
18-421.