200308457/1.
Datum uitspraak: 30 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 21 november 2003 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Beemster.
Bij besluit van 13 december 2001 heeft de raad van de gemeente Beemster (hierna: de raad) verklaard dat een herziening wordt voorbereid van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied 1994" voor het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 27 juni 2002 heeft de raad het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 17 februari 2003, verzonden op 19 februari 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van de Afdeling van 8 mei 2003 is het daartegen door appellanten ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en zijn de uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2003 en het besluit op bezwaar van de raad van 27 juni 2002 vernietigd.
Bij besluit van 12 juni 2003 heeft de raad het tegen het besluit van 13 december 2001 gemaakte bezwaar wederom niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2003, verzonden op 25 november 2003, heeft de voorzieningenrechter het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 11 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 februari 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 14 februari 2004 is namens [vergunninghoudster] een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2004, waar appellanten in persoon en de raad, vertegenwoordigd door H.K. Pieters, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Voorts is namens vergunninghoudster verschenen C. Wals.
2.1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit).
Ingevolge artikel 21, vierde lid, van de WRO vervalt een besluit als in het eerste lid bedoeld, indien niet binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd.
2.2. Vaststaat dat het voorbereidingsbesluit op 1 januari 2002 in werking is getreden. Nu niet binnen een jaar na inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage is gelegd, is het voorbereidingsbesluit ingevolge het bepaalde in artikel 21, vierde lid, van de WRO op 1 januari 2003 vervallen.
2.3. Het voorbereidingsbesluit heeft als basis gediend voor het besluit op bezwaar van 6 december 2002 van het college van burgemeester en wethouders van Beemster (hierna: het college). Bij dit besluit zijn de bezwaren van appellanten gericht tegen het besluit van het college van 10 september 2002, waarbij vrijstelling en bouwvergunning is verleend voor de bouw van een opslagloods voor landbouwmachines op het perceel plaatselijk bekend [locatie] te [plaats], ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2003 is het besluit van 6 december 2002 vernietigd. Voor het nieuwe door het college te nemen besluit op bezwaar kon het voorbereidingsbesluit, reeds omdat het was vervallen, niet meer als basis dienen. Het college heeft dan ook op basis van een nieuw voorbereidingsbesluit - dat op 30 juni 2003 in werking is getreden - bij besluit op bezwaar van 1 juli 2003 wederom vrijstelling en bouwvergunning verleend voor voornoemde opslagloods.
Gelet hierop is de voorzieningenrechter terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat appellanten geen belang meer hebben bij een rechterlijk oordeel op het ingestelde beroep. Dat voornoemd besluit van 1 juli 2003 door de voorzieningenrechter bij uitspraak van 21 november 2003 is vernietigd en dat het primaire besluit van 10 september 2002 is gebaseerd op het voorbereidingsbesluit van 13 december 2001, maakt dit niet anders. Voor het door het college wederom nieuw te nemen besluit op bezwaar kan het vervallen voorbereidingsbesluit immers niet meer als basis dienen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Klein Nulent
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2004