ECLI:NL:RVS:2004:AP4627

Raad van State

Datum uitspraak
30 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305012/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwvergunning voor erfafscheiding in Geldrop

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 7 juli 2003 een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop had vernietigd. Het college had op 21 februari 2002 een vrijstelling en bouwvergunning verleend voor een erfafscheiding op een perceel in Geldrop. De vereniging 'de Geldropse Vereniging van Grond- en Huiseigenaren Skandia' had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat door het college ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat voor de erfafscheiding geen bouwvergunning vereist was, omdat deze niet de voorgevelrooilijn overschreed.

In hoger beroep betoogden de appellanten dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen tweede voorgevelrooilijn was aan de zijde van de Rulstraat, die door de erfafscheiding werd overschreden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank inderdaad had miskend dat voor deze erfafscheiding een bouwvergunning vereist was. De hoger beroepen werden gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd.

De Afdeling oordeelde dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan 'Beneden Beekloop West', maar dat er inmiddels een nieuw bestemmingsplan was vastgesteld dat geen bezwaar meer opleverde voor de erfafscheiding. De Afdeling verklaarde het beroep van Skandia ongegrond en bepaalde dat het griffierecht aan Skandia moest worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 30 juni 2004.

Uitspraak

200305012/1.
Datum uitspraak: 30 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Geldrop, gevestigd te Geldrop,
2. de vereniging "de Geldropse Vereniging van Grond- en Huiseigenaren Skandia", gevestigd te Geldrop,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 juli 2003 in het geding tussen:
appellante sub 2
en
het college van burgemeester en wethouders van Geldrop.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Geldrop (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor een erfafscheiding op het perceel [locatie] te Geldrop (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 mei 2002 heeft het college het daartegen door de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "de Geldropse Vereniging van Grond- en Huiseigenaren Skandia" (hierna: Skandia) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juli 2003, verzonden op 9 juli 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door Skandia ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Geldrop van 21 februari 2002 herroepen en verklaard dat een bouwvergunning voor het oprichten van de erfafscheiding op het perceel niet is vereist. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief van 22 juli 2003, bij de Raad van State ingekomen op 30 juli 2003, en Skandia bij brief van 6 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 december 2003 heeft [vergunninghouder] van antwoord gediend. Skandia heeft gereageerd bij brief van dezelfde datum. Het college heeft een reactie ingediend bij brief van 24 november 2003.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2004, waar Skandia, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], en [penningmeester], bijgestaan door mr. A.J.C.W. van de Ven, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door H.J.M. Marcus en mr. M.P.H. Gofers, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar verschenen [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. M.G.H. Vogels, advocaat te Eindhoven.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in een erfafscheiding met een hoogte van 2 meter rondom een zij- en achtertuin van het aan twee zijden door wegen omsloten hoekperceel waarop een woning is gesitueerd.
2.2. Ingevolge artikel 43, eerste lid, aanhef en onder k, van de Woningwet, zoals dat artikel luidde tot 1 januari 2003, voorzover hier van belang, is in afwijking van artikel 40, eerste lid, van die wet geen bouwvergunning vereist voor het plaatsen van een erf- of terreinafscheiding, waarvan de hoogte, van de voet af gemeten, niet meer is dan 1 m. Indien de afscheiding wordt geplaatst op of rondom een erf of terrein waarop een gebouw staat, dan mag de afscheiding die achter de voorgevelrooilijn staat, ten hoogste 2 m zijn.
2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het perceel slechts aan de zijde van de Groesstraat een voorgevelrooilijn heeft die door de erfafscheiding niet wordt overschreden en dat daarvoor, nu ook overigens aan de in artikel 43 van de Woningwet gestelde eisen wordt voldaan, geen bouwvergunning is vereist.
2.4. Ingevolge artikel 2.5.5, aanhef en onder a, van de bouwverordening van de gemeente Geldrop is de voorgevelrooilijn langs een wegzijde met regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de loop van de weg geeft.
Appellanten betogen met succes dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is van een tweede voorgevelrooilijn aan de zijde van de Rulstraat die door de erfafscheiding wordt overschreden. Gelet op de omstandigheid dat de naar die straat toegekeerde gevel van de op het perceel aanwezige woning tegen dan wel in de voorgevelrooilijn in de Rulstraat is geplaatst, alsook de korte afstand van de woning tot de overige bebouwing in die straat, kan niet worden ingezien dat deze voorgevelrooilijn zich niet ook uitstrekt tot de aan deze straat gelegen zijde van het onderhavige perceel. De omstandigheid dat tussen de woning en de andere bebouwing in die straat een tuin c.q. groenstrook is gelegen leidt niet tot een ander oordeel. Vaststaat dat de erfafscheiding deze voorgevelrooilijn overschrijdt.
2.5. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank heeft miskend dat voor deze erfafscheiding bouwvergunning is vereist. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Skandia zelf verder afdoen.
2.6. Vaststaat dat het bouwplan in strijd is met het ten tijde van de beslissing op bezwaar ter plaatse geldende het bestemmingsplan “Beneden Beekloop West”. Teneinde niettemin bouwvergunning te kunnen verlenen heeft het college voor het bouwplan vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend. De gemeenteraad van Geldrop heeft echter bij besluit van 4 juli 2002 het bestemmingsplan “Regeling bouwwerken bij woningen in Geldrop” vastgesteld. Dat plan strekt tot herziening van de woon-, tuin-, achtertuin- en erfbestemmingen, van de daarin genoemde bestemmingsplannen, waaronder het bestemmingsplan “Beneden Beekloop West”, en bevat voorschriften met betrekking tot onder meer erfafscheidingen bij woningen. Het besluit van 18 september 2002 van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant waarbij dat plan is goedgekeurd, is in werking getreden en rechtens onaantastbaar. Dit brengt mee dat geen belang meer bestaat bij de beoordeling van de aan de vrijstelling van het bestemmingsplan “Beneden Beekloop West” ten grondslag gelegde belangenafweging. Thans zou voor het bouwplan immers zonder dat vrijstelling is vereist, ingevolge artikel 44 van de Woningwet bouwvergunning moeten worden verleend, indien het bouwplan niet met het bestemmingsplan “Regeling bouwwerken bij woningen in Geldrop” in strijd is. De op genoemde belangenafweging betrekking hebbende beroepsgronden hebben derhalve hun betekenis verloren.
2.7. Ter beoordeling staat nog slechts of het bouwplan met het bestemmingsplan “Regeling bouwwerken bij woningen in Geldrop” in strijd is. Dat is niet het geval nu de erfafscheiding, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, aanhef en onder b, van dat plan, niet hoger is dan 2 m en in het geheel achter de voorgevel van de woning is gesitueerd.
2.8. Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De Afdeling ziet evenwel aanleiding te bepalen dat de Secretaris van de Raad van State het door Skandia betaalde griffierecht terugbetaalt.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 7 juli 2003, AWB 02/1493 BOUWB;
III. verklaart het door de vereniging "de Geldropse Vereniging van Grond- en Huiseigenaren Skandia" bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
IV. bepaalt dat de Secretaris van de Raad van State het door de vereniging "de Geldropse Vereniging van Grond- en Huiseigenaren Skandia" voldane griffierecht terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2004
66-412