ECLI:NL:RVS:2004:AP3444

Raad van State

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400329/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake rechtsbijstand en belanghebbendheid

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 juni 2004 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 7 januari 2004. Het verzoeker, de Zorgeenheidsraad E-Kliniek te Eindhoven, had het verzoek ingediend op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de eerdere uitspraak was het hoger beroep van verzoeker gegrond verklaard, en waren verschillende besluiten van de Raad voor Rechtsbijstand vernietigd. Verzoeker stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt en dat er nieuwe feiten waren die aanleiding gaven tot herziening.

De Afdeling heeft het verzoek tot herziening behandeld op 17 juni 2004, waarbij partijen niet aanwezig waren. De Afdeling overwoog dat voor toewijzing van een verzoek om herziening aan drie cumulatieve criteria moet worden voldaan, zoals vastgelegd in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Verzoeker had een brief van de zorgmanager overgelegd, maar de Afdeling oordeelde dat deze brief niet nieuw was voor verzoeker en dat het ontbreken van kennis bij de Afdeling niet relevant was voor de herziening.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek afgewezen, omdat niet was voldaan aan de criteria voor herziening. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 juni 2004.

Uitspraak

200400329/1.
Datum uitspraak: 23 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
Zorgeenheidsraad E-Kliniek, gevestigd te Eindhoven,
verzoeker,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 7 januari 2004, in zaak no. 200300462/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 7 januari 2004, in zaak no. 200300462/1, heeft de Afdeling het door verzoeker ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank van 10 december 2002 vernietigd, het bij de rechtbank door verzoeker ingestelde beroep alsnog gegrond verklaard, het besluit van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch van 25 september 2001 vernietigd, het door verzoeker ingestelde beroep tegen het besluit van het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te ‘s-Hertogenbosch van 11 januari 2001 alsnog niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 13 januari 2004 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2004, waar partijen niet zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. De hierboven vermelde onder a, b en c in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb genoemde criteria zijn cumulatief van aard. Wil een verzoek om herziening voor toewijzing in aanmerking kunnen komen, dient derhalve aan al deze drie criteria te worden voldaan.
2.3. Verzoeker heeft een brief van de zorgmanager van de zorgeenheid B van 17 juli 2003 overgelegd, waaruit naar zijn stellen blijkt dat hij weldegelijk als belanghebbende in de zin van de Awb is aan te merken.
De brief van de zorgmanager is gericht aan verzoeker. Gesteld noch gebleken is dat deze brief niet bij verzoeker bekend was vóór de uitspraak van de Afdeling. Dat deze brief niet bekend was bij de Afdeling vóór de uitspraak, zoals verzoeker heeft gesteld, is geen omstandigheid die een rol speelt in het kader van een verzoek om herziening.
2.4. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen, nu geen sprake is van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2004
27-421