ECLI:NL:RVS:2004:AP3200

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200403196/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • P. Plambeck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor geluidsoverlast

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 juni 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ede, dat haar een last onder dwangsom had opgelegd wegens overtreding van geluidgrenswaarden. De last onder dwangsom was vastgesteld op € 2.000,00 per overtreding, met een maximum van € 20.000,00. De overtreding vond plaats in verband met de overslag van vee op een perceel, waarbij de geluidgrenswaarden gedurende de nachtperiode werden overschreden.

Verzoekster verzocht de Voorzitter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat de opgelegde last onterecht was. Tijdens de zitting op 27 mei 2004 heeft verzoekster, vertegenwoordigd door een gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. Voncken en ing. R. Witjes, verdedigde het besluit. De Voorzitter overwoog dat de overschrijding van de geluidgrenswaarden niet in geschil was en dat verweerder bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen.

Verzoekster voerde aan dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar financiële belangen en dat de situatie mede door verweerder was veroorzaakt. De Voorzitter oordeelde echter dat het belang van een acceptabele geluidkwaliteit in de omgeving van het bedrijf zwaarder woog dan de belangen van verzoekster. De belangenafweging van verweerder werd niet onredelijk geacht, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200403196/1.
Datum uitspraak: 16 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Ede,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2004, kenmerk VH/2004/845 M, heeft verweerder verzoekster een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd. De dwangsom is vastgesteld op € 2.000,00 per geconstateerde overtreding van voorschrift 1.1.1. van bijlage B bij het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit). Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 20.000,00.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 14 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2004 per fax, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 mei 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. Voncken en ing. R. Witjes, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Verweerder heeft verzoekster een last onder dwangsom opgelegd in verband met het overschrijden van de in artikel 1.1.1. van bijlage B bij het Besluit gestelde geluidgrenswaarden gedurende de nachtperiode ten gevolge van de overslag van vee op het perceel [locatie] te [plaats].
2.2. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Krachtens artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Ingevolge voorschrift 1.1.1. van bijlage B bij het Besluit, voorzover hier van belang, geldt voor het piekniveau, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten, dat het niveau op de gevel van woningen niet meer bedraagt dan 70, 65 en 60 dB(A) gedurende respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
2.3. Niet in geschil is dat de in voorschrift 1.1.1. van bijlage B bij het Besluit gestelde waarde voor het piekniveau op de gevel van woningen gedurende de nachtperiode is overschreden. Verweerder was in zoverre bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom.
2.4. Verzoekster heeft aangevoerd dat verweerder in redelijkheid geen last onder dwangsom heeft kunnen opleggen. In dit verband heeft zij betoogd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar (financiële) belangen en mede verantwoordelijk is voor de met het Besluit strijdige situatie, nu het bedrijf in samenwerking met verweerder naar het perceel [locatie] te [plaats] is verplaatst. Voorts heeft verzoekster betoogd dat de overtreding van voorschrift 1.1.1. van bijlage B bij het Besluit kan worden gelegaliseerd, indien verweerder een waarde van 65 dB(A) zou vaststellen voor het piekniveau op de gevel van woningen gedurende de nachtperiode.
2.5. De Voorzitter overweegt dat het belang dat voorschrift 1.1.1. van bijlage B bij het Besluit beoogt te beschermen, namelijk een acceptabele geluidkwaliteit in de directe omgeving van het bedrijf, in de zin van geluidbeleving en risico’s voor de persoonlijke gezondheid, in het onderhavige geval is gediend met beëindiging van de met het Besluit strijdige situatie. De enkele omstandigheid dat het bedrijf in samenwerking met verweerder naar het perceel [locatie] te [plaats] is verplaatst – wat daarvan ook zij – ontslaat verzoekster niet van de verplichting er voor zorg te dragen dat voorschrift 1.1.1 van bijlage B bij het Besluit wordt nageleefd. Gezien het vorenstaande acht de Voorzitter de door verweerder gemaakte belangenafweging niet zodanig onredelijk dat een voorlopige voorziening aangewezen is. Dat verzoekster bij brief van 29 april 2004 verweerder heeft verzocht om krachtens artikel 5, eerste lid, van het Besluit bij nadere eis een hogere waarde voor het piekniveau op de gevel van woningen gedurende de nachtperiode vast te stellen dan in voorschrift 1.1.1. van bijlage B van het Besluit is opgenomen, doet hieraan niet af, reeds omdat dit verzoek eerst na het nemen van het bestreden besluit is gedaan.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2004
159-399.