ECLI:NL:RVS:2004:AP1631

Raad van State

Datum uitspraak
16 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308030/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanwijzing als beschermd monument van boerderijcomplex te Dongen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 21 oktober 2003 het beroep ongegrond verklaarde tegen het besluit van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Dit besluit, genomen op 18 december 2001, hield in dat een boerderijcomplex aan de Eindsestraat 21 te Dongen werd aangewezen als beschermd monument. De staatssecretaris verklaarde op 4 oktober 2002 het bezwaar van appellante ongegrond. Appellante stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er voldoende gronden waren voor de aanwijzing als beschermd monument, en voerde aan dat de aanwezigheid van kunststofkozijnen een belemmering vormde voor deze status. De rechtbank had echter vastgesteld dat de cultuurhistorische waarde van het complex niet in het geding was, wat door appellante zelf werd erkend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 14 mei 2004 ter zitting behandeld. De Afdeling oordeelde dat het betoog van appellante in hoger beroep een herhaling was van wat eerder bij de rechtbank was aangevoerd. De rechtbank had op goede gronden tot haar oordeel gekomen, en de Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing om geen proceskostenveroordeling op te leggen werd ook onderbouwd, aangezien er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 juni 2004.

Uitspraak

200308030/1.
Datum uitspraak: 16 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 oktober 2003 in het geding tussen:
appellante
en
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (thans: de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap).
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2001 heeft de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: de staatssecretaris) het boerderijcomplex, gelegen aan de Eindsestraat 21 te Dongen, aangewezen als beschermd monument.
Bij besluit van 4 oktober 2002 heeft de staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 oktober 2003, verzonden op 22 oktober 2003, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 februari 2004 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2004, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door M.J. Sypkens Smit, gemachtigde, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van appellante in hoger beroep is een woordelijke herhaling van hetgeen zij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank is op goede gronden tot een juist oordeel gekomen. De enkele aanwezigheid van (een aantal) kunststofkozijnen doet niet af aan het bestaan van voldoende gronden voor aanwijzing als beschermd monument. De cultuurhistorische waarde van het complex wordt door appellante bovendien erkend.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2004
164-465.