ECLI:NL:RVS:2004:AP1622
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- H.G. Lubberdink
- C.H.M. van Altena
- J.H. van Kreveld
- R.H.L. Dallinga
- Rechtspraak.nl
Herziening van een onherroepelijke uitspraak in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 16 juni 2004 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 27 augustus 2003. Het verzoek tot herziening was ingediend door verzoekers die stelden dat zij niet op de hoogte waren van een aangetekend schrijven van de Raad van State, waarin zij op de verschuldigdheid van griffierecht werden gewezen. Dit schrijven was hen niet tijdig bereikt omdat zij met vakantie waren. De verzoekers hebben ter onderbouwing van hun afwezigheid kopieën van reisbescheiden overgelegd.
De Afdeling heeft in haar overwegingen benadrukt dat de beoordeling van een herzieningsverzoek zich beperkt tot de vraag of er feiten of omstandigheden zijn die voldoen aan de criteria van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel stelt dat een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van feiten die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, die niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
De Afdeling concludeert dat de verzoekers al vóór de eerdere uitspraak op de hoogte waren van de omstandigheid dat zij niet tijdig kennis hadden genomen van het schrijven van de Raad van State. De overgelegde stukken waren hen al eerder bekend en konden derhalve niet leiden tot een herziening van de uitspraak. Het verzoek tot herziening werd dan ook afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak de verzoeken van de verzoekers afwees.