ECLI:NL:RVS:2004:AP1055

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401178/3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake wegaanpassingsbesluit A2 's-Hertogenbosch-Eindhoven

Op 3 juni 2004 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de stichting "Stichting Overlast A2 Vught en Omstreken" een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend tegen de Minister van Verkeer en Waterstaat en andere verweerders. Het verzoek was gericht tegen een wegaanpassingsbesluit dat op 13 november 2003 was vastgesteld, betreffende de aanpassing van de A2 tussen knooppunt Vught en knooppunt Ekkersweijer. De stichting vreesde dat de verweerders met de uitvoering van het besluit zouden beginnen voordat er een uitspraak in de bodemprocedure was gedaan.

Tijdens de zitting op 1 juni 2004 werd het verzoek behandeld. De stichting werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden, terwijl de Minister van Verkeer en Waterstaat werd bijgestaan door een advocaat. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, J.A.W. Scholten-Hinloopen, gaf aan dat het oordeel over het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure.

De Minister verklaarde dat er, met uitzondering van het aanbrengen van een Toerit Doseer Installatie nabij Boxtel, niet met de werkzaamheden zou worden begonnen voordat de Afdeling uitspraak had gedaan. De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de werkzaamheden die door de stichting waren waargenomen geen verband hielden met de bestreden besluiten. Het verzoek werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200401178/3.
Datum uitspraak: 3 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting "Stichting Overlast A2 Vught en Omstreken", gevestigd te Vught,
verzoekster,
en
1. de Minister van Verkeer en Waterstaat,
2. de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
3. het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
4. het college van burgemeester en wethouders van Vught,
verweerders.
1. Procesverloop
De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft op grond van artikel 9, eerste lid, van de Spoedwet wegverbreding op 13 november 2003 vastgesteld het wegaanpassingsbesluit betreffende aanpassing van de A2 ‘s-Hertogenbosch-Eindhoven op het wegvak tussen knooppunt Vught (op de A2, kilometer 117,500) en knooppunt Ekkersweijer (op de A58, kilometer 13,000). Daarnaast hebben verweerders een aantal besluiten ter uitvoering van dit wegaanpassingsbesluit genomen.
Tegen het wegaanpassingsbesluit en een of meer uitvoeringsbesluiten heeft onder meer verzoekster bij brief van 20 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 21 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 24 mei 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 juni 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door L. Bier en M.J. Briels-Loermans, gemachtigden, en de Minister van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster heeft een voorlopige voorziening verzocht omdat zij vreest dat verweerders met de feitelijke uitvoering van het wegaanpassingsbesluit en de daarbij horende uitvoeringsbesluiten zijn begonnen dan wel zullen beginnen voordat in de bodemprocedure uitspraak is gedaan.
2.3. Ter zitting heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat gesteld dat, met uitzondering van het aanbrengen van een zogenoemde Toerit Doseer Installatie nabij Boxtel, niet eerder zal worden begonnen met de werkzaamheden ter uitvoering van de bestreden besluiten dan nadat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
Het verzoekschrift ziet niet op de werkzaamheden voor de Toerit Doseer Installatie, zoals verzoekster ter zitting heeft bevestigd.
Voorts is gebleken is dat de door verzoekster waargenomen werkzaamheden langs genoemd wegvak geen verband houden met de uitvoering van de bestreden besluiten.
Gelet op het voorgaande bestaat thans geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Langeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2004
317-447.