ECLI:NL:RVS:2004:AO9740

Raad van State

Datum uitspraak
19 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305815/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing van een woning op de gemeentelijke monumentenlijst door de raad van de gemeente Heiloo

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 23 juli 2003 hun beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de plaatsing van de woning van appellanten op de gemeentelijke monumentenlijst door de raad van de gemeente Heiloo. Dit besluit werd genomen op 9 april 2001, na advies van de Heilooër Monumentencommissie (HMC). Appellanten waren het niet eens met deze beslissing en maakten bezwaar, dat door de raad op 3 september 2001 ongegrond werd verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar appellanten gingen in hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State oordeelde dat de HMC, die het advies voor de plaatsing had gegeven, niet de juiste deskundigheid had. De samenstelling van de commissie voldeed niet aan de eisen, omdat er geen leden met specifieke kennis van bouwkunst aanwezig waren. Dit was cruciaal, aangezien het advies betrekking had op een bouwwerk. De Raad van State concludeerde dat de beslissing op bezwaar in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht, omdat het onderzoek door de HMC niet zorgvuldig was uitgevoerd.

Het hoger beroep van appellanten werd gegrond verklaard, en de Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De raad van de gemeente Heiloo werd opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellanten, met inachtneming van de uitspraak van de Raad van State. Tevens werd de raad veroordeeld in de proceskosten van appellanten, die in totaal € 1288,00 bedroegen, en moest de gemeente Heiloo het griffierecht van € 284,00 vergoeden aan appellanten.

Uitspraak

200305815/1.
Datum uitspraak: 19 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 juli 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Heiloo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 april 2001, bekendgemaakt bij brief van 12 april 2001, heeft de raad van de gemeente Heiloo (hierna: de raad), overeenkomstig het advies van de Heilooër Monumentencommissie (hierna: de HMC), de woning van appellanten aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.
Bij besluit van 3 september 2001, bekendgemaakt bij brief van 5 september 2001, heeft de raad het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar, overeenkomstig het advies van de commissie voor Bezwaarschriften van 16 juli 2001, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juli 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 augustus 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 november 2003 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2004, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. T.A.M. van den Ende, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door drs. A. van Breugel, medewerker van de afdeling Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu van de gemeente Heiloo, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Heilooër Monumentenverordening (hierna: de Monumentenverordening) kan de gemeenteraad besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.
Ingevolge artikel 11, tweede lid, aanhef en onder b, van de Monumentenverordening geeft de gemeenteraad over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst niet eerder een beschikking nadat de HMC over plaatsing advies heeft uitgebracht.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Monumentenverordening bestaat de HMC naast de door burgemeester en wethouders aan te wijzen voorzitter uit tenminste nog een lid uit ieder van de volgende categorieën:
a. de Vereniging Oud-Heiloo,
b. de Stichting Heiloo Houden Zo!,
c. de Stichting Baduhenna,
d. één of meer van de volgende externe deskundigen: een restauratie-architect, een (historisch) geograaf, een architectuurhistoricus, een bouwhistoricus, een archeoloog, een stedenbouwkundige, een landschapsarchitect.
Ingevolge artikel 5, vijfde lid, van de Monumentenverordening wordt de HMC bijgestaan door een door burgemeester en wethouders aan te wijzen secretaris.
2.2. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de raad zich niet mocht baseren op het aan het bestreden plaatsingsbesluit, zoals dat bij de beslissing op bezwaar is gehandhaafd, ten grondslag gelegde advies van de HMC, omdat de deskundigheid van die commissie, gelet op haar samenstelling, in dit geval niet was gewaarborgd.
2.2.1. Dat betoog slaagt. Vast staat dat de HMC zoals die was samengesteld ten tijde van het advies over de plaatsing van het pand op de gemeentelijke monumentenlijst geen leden telde met een specifieke kennis op het terrein van de bouwkunst, zoals een (restauratie-)architect, een architectuur- of bouwhistoricus dan wel een stedenbouwkundige. Nu het hier de advisering over een bouwwerk betreft, is dat niet acceptabel.
In aanmerking genomen dat de HMC een adviseur is als bedoeld in artikel 3:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, moet worden geoordeeld dat de beslissing op bezwaar, waaraan de bedoelde advisering ook ten grondslag ligt, is genomen in strijd met artikel 3:9 van die wet. Het onderzoek door de HMC kan immers niet geacht worden zorgvuldig te zijn verricht, daar haar deskundigheid niet was verzekerd. Ten onrechte heeft de gemeenteraad, naar de rechtbank heeft miskend, daaraan voorbij gezien.
2.3. Het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beslissing op bezwaar op de hiervoor genoemde grond vernietigen. De raad dient met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellanten.
2.4. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 23 juli 2003, BESLU 01/1825;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heiloo van 3 september 2001;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Heiloo in de door [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1288,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Heiloo te worden betaald aan [appellanten];
VI. gelast dat de gemeente Heiloo aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (€ 284,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2004
27-420.