ECLI:NL:RVS:2004:AO9731

Raad van State

Datum uitspraak
19 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305534/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging adresgegevens in gemeentelijke basisadministratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Eersel. Het college heeft op 22 februari 2002 het verzoek van de appellant om zijn adresgegevens in de gemeentelijke basisadministratie met terugwerkende kracht tot 2 september 1991 te wijzigen, afgewezen. Dit besluit werd later door de rechtbank 's-Hertogenbosch op 25 juli 2003 bevestigd, waarna de appellant in hoger beroep ging bij de Raad van State. De appellant betoogde dat het college ten onrechte zijn adres had gewijzigd en dat hij niet op de hoogte was van de inschrijving op het adres dat het college had vastgesteld. De Raad van State heeft de zaak op 22 maart 2004 ter zitting behandeld, waarbij zowel de appellant als vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De Raad van State overweegt dat ingevolge de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, het college verplicht is om binnen vier weken kosteloos aan verzoeken tot wijziging van gegevens te voldoen, mits deze feitelijk onjuist of onvolledig zijn. De Raad concludeert dat het college correct heeft gehandeld door de inschrijving van de appellant op het adres dat het college had vastgesteld, te handhaven. De Raad stelt vast dat de inschrijving op het adres van de appellant in 1991 heeft plaatsgevonden volgens de toen geldende wetgeving en dat er geen bewijs is dat het college in strijd met de wet heeft gehandeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200305534/1.
Datum uitspraak: 19 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 juli 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Eersel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eersel (hierna: het college) het verzoek van appellant om met terugwerkende kracht tot 2 september 1991 zijn adresgegevens in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen, afgewezen.
Bij besluit van 25 juni 2002 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 juli 2003, verzonden op 29 juli 2003, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 3 oktober 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 8 maart 2004 met bijlagen heeft appellant een nadere reactie ingezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2004, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.M.H.M. Bakermans en J.H.M.S. Noten-van de Wal, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 82, eerste lid, de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de Wet GBA) voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
Ingevolge artikel 83, aanhef en onder f, van de Wet GBA - voorzover thans van belang - wordt een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 82, gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
2.2. Appellant was tot 2 september 1991 woonachtig in de gemeente Nijmegen. Bij zijn vertrek uit die gemeente heeft appellant meegedeeld zich per genoemde datum te zullen vestigen in de gemeente Eersel op het adres [locatie 1]. Het college heeft, na ontvangst van de originele persoonskaart van de gemeente Nijmegen, het adres [locatie 1] op die kaart doorgehaald en vervangen door [locatie 2]. Op 14 januari 2002 heeft appellant de gemeente verzocht zijn adresgegevens met terugwerkende kracht tot 2 september 1991 te corrigeren en te vervangen door [locatie 1]. Het college heeft het verzoek bij de in bezwaar gehandhaafde beslissing afgewezen. Daarbij is overwogen dat het adres [locatie 1] tot 10 april 2001 niet was opgenomen in het pandenbestand van de gemeente.
2.3. Appellant betoogt in hoger beroep tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het college het door hem destijds opgegeven adres [locatie 1] ten onrechte heeft gewijzigd in [locatie 2]. De Afdeling overweegt als volgt.
2.3.1. Voorop staat dat de inschrijving van appellant op het adres [locatie 2] te Eersel, waarvan wijziging is verzocht, in 1991 heeft plaatsgevonden met toepassing van de Wet bevolkings- en verblijfsregisters en het Besluit Bevolkingsboekhouding (hierna: het Besluit). Het college stelt met recht dat die inschrijving niet met toepassing van de door appellant aangehaalde bepalingen van de Wet GBA heeft plaatsgevonden, nu deze wet eerst op 1 oktober 1994 in werking is getreden.
2.3.2. Niet is gebleken dat het college bij de inschrijving van appellant in zijn gemeente heeft gehandeld in strijd met de voorschriften van het Besluit. Uit de gedingstukken, waaronder de persoonskaart van appellant, valt af te leiden dat het college, nadat was vastgesteld dat [locatie 1] niet in het pandenbestand van de gemeente voorkwam, appellant bij vestiging in Eersel heeft ingeschreven op het nabijgelegen adres [locatie 2], waar appellant eerder woonachtig was geweest. Dit adresgegeven is bij de inwerkingtreding van de Wet GBA in 1994 overgenomen. Van een mutatie na de inschrijving is derhalve geen sprake geweest.
Anders dan appellant ziet de Afdeling geen aanleiding om het standpunt van het college, dat [locatie 1] vóór 1992 niet in het pandenbestand van de gemeente was opgenomen, voor onjuist te houden. Eerst nadat op 10 maart 1992 voor de bouw van een bedrijfsruimte op het perceel […] een bouwvergunning was verleend, is aan dit perceel het adres [locatie 1] toegekend. Dit adres is voor het eerst als woonadres bekend nadat op 11 april 2002 een bedrijfswoning was toegevoegd, waar thans de echtgenote en kinderen van de broer van appellant wonen. Dat het adres [locatie 1] reeds daarvoor in schriftelijke stukken van andere instanties werd vermeld, zoals appellant heeft aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders.
De stelling van appellant dat hij van de inschrijving op het adres [locatie 2] niet op de hoogte was, slaagt vanwege de in samenhang te beschouwen volgende gronden evenmin. Gezien het op de persoonskaart aangetekende telefoonnummer van de ouders van appellant, die - naar appellant ter zitting heeft verklaard - toentertijd op dit adres woonachtig waren, wordt het standpunt van het college dat de inschrijving op dit adres moet hebben plaatsgevonden na telefonisch overleg met appellant dan wel zijn familie, niet onaannemelijk geacht. Voorts kan niet worden voorbij gegaan aan de omstandigheid dat de voor appellant bestemde oproepkaarten voor de verkiezingen al vanaf 1991 naar het adres [locatie 2] zijn verzonden. Daar komt bij dat appellant dit adres ook zelf in zijn correspondentie als woonadres vermeldde. Het college heeft in dit verband terecht gewezen op een tweetal aanvragen voor een bouwvergunning, te weten van 16 februari 1991 en 28 november 1991, alsmede op een door appellant op 22 oktober 1996 ingediende aanvraag voor een paspoort en een op 5 december 2001 ingediend bezwaarschrift tegen een aanlegvergunning. Dat appellant in zijn correspondentie ook het adres [locatie 1] voerde en, naar hij stelt, op het perceel […] al sedert 1991 permanent een recreatiewoning bewoont leidt - wat daar ook van zij - niet tot een ander oordeel.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd met betrekking tot een bestuursdwangaanschrijving van 6 september 1993 wordt evenmin grond gezien voor het oordeel dat het college tot de gevraagde wijziging in de gemeentelijke basisadministratie had dienen over te gaan. De rechtbank is tot dezelfde slotsom gekomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Bakker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2004
393.