ECLI:NL:RVS:2004:AO8468

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306170/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woningen in Amsterdam

In deze zaak hebben verzoekers op 2 maart 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum, dat op 3 december 2002 een bouwvergunning had verleend aan Liberhome Projectontwikkeling B.V. voor de bouw van tien woningen op het perceel Fokke Simonszstraat 88 te Amsterdam. Verzoekers hebben tevens verzocht om een voorlopige voorziening, wat op 8 april 2004 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting waren verzoekers aanwezig, bijgestaan door hun advocaat mr. P.J. van der Putt, terwijl het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door A.M. Ocko. Liberhome was ook vertegenwoordigd door hun advocaat mr. C.M. Saris.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 april 2004 uitspraak gedaan. De Voorzitter oordeelde dat het bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan en dat het dagelijks bestuur niet onterecht had afgezien van het stellen van nadere eisen aan de bouw. De Voorzitter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat het besluit van 23 januari 2004 in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Ook werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het voorlopig karakter van de beslissing en dat deze niet bindend is voor de bodemprocedure. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de bouwvergunning niet in strijd is met de geldende regelgeving en dat de belangen van de verzoekers niet zodanig zijn dat een voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. De zaak illustreert de afweging tussen bouwbelangen en de rechten van omwonenden in het kader van het bestuursrecht.

Uitspraak

200306170/4.
Datum uitspraak: 22 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoekers], wonend te [woonplaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. Liberhome Projectontwikkeling B.V., gevestigd te Amstelveen,
2. het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2003 in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 december 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) aan Liberhome Projectontwikkeling B.V. (hierna: Liberhome) bouwvergunning verleend voor de bouw van tien woningen op het perceel Fokke Simonszstraat 88 te Amsterdam.
Bij besluit van 27 juni 2003 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door verzoekers gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 september 2003 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoekers ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd.
Tegen deze uitspraak hebben Liberhome bij brief van 16 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en het dagelijks bestuur bij brief van 18 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2003, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 23 januari 2004 heeft het dagelijks bestuur het door verzoekers gemaakte bezwaar wederom ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 2 maart 2004 beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Tevens hebben zij bij brief van 19 maart 2004 de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft deze brieven ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling onderscheidenlijk de Voorzitter.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 april 2004, waar verzoekers in persoon, bijgestaan door mr. P.J. van der Putt, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door A.M. Ocko, werkzaam bij het stadsdeel, zijn verschenen.
Voorts is Liberhome, vertegenwoordigd door mr. C.M. Saris, advocaat te Amsterdam, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bouwplan voorziet in de bouw van tien woningen op een perceel, gelegen aan de achterzijde, dat wil zeggen de noordzijde, van de woningen van verzoekers. Niet in geschil is dat het bouwwerk, dat een hoogte heeft van 15,80 meter, wat betreft zijn omvang en het voorgenomen gebruik ervan in overeenstemming is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Vijzelstraat-Amstel”.
2.3. Ingevolge artikel 3, dertiende lid, van de planvoorschriften is het dagelijks bestuur bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen, waaronder begrepen het aantal bouwlagen en de dakconstructie, van de in de leden 3,4,6 en 7 bedoelde bebouwing, indien dit noodzakelijk is vanwege het behoud, herstel en/of versterking van de karakteristiek van het stadsbeeld dan wel in verband met de licht- en luchttoetreding van de omringende bebouwing. Verzoekers betogen dat het dagelijks bestuur bij de nieuwe beslissing op het bezwaar van 23 januari 2004 ten onrechte wederom aan deze bepaling geen toepassing heeft gegeven.
2.4. De Voorzitter is niet gebleken dat dit besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid en tot stand is gekomen. Voorts is voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitvoering van het bouwplan er toe zal leiden dat in de onderscheidene woningen van verzoekers slechts in één kamer met een oppervlakte van minder dan 6 m² niet wordt voldaan aan de in artikel 98, eerste lid, van het Bouwbesluit genoemde norm voor daglichttoetreding en dat in de overige verblijfsruimten daaraan wel wordt voldaan. Mede gelet hierop alsook in aanmerking nemend dat het hier de binnenstad van Amsterdam betreft, kan niet worden staande gehouden dat het dagelijks bestuur bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid van het stellen van nadere eisen, als bedoeld in voormeld artikel 3, dertiende lid, kon afzien. Daarbij wordt opgemerkt dat blijkens de tekst van deze bepaling de door verzoekers gestelde vermindering van uitzicht geen grond voor toepassing daarvan kan zijn.
2.5. Gezien het vorenstaande, bestaat geen grond voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat het besluit van 23 januari 2004 in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de bouwvergunning niet mocht worden verleend. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat dan ook geen aanleiding.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2004
201.