200306789/1.
Datum uitspraak: 21 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Stein,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 10 september 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Stein.
Bij besluit van 20 augustus 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Stein (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] bouwvergunning verleend voor het oprichten van drie opslaghallen op het perceel kadastraal bekend gemeente Stein, sectie […], nr. […], plaatselijk bekend [locatie] te Stein (hierna: het perceel).
Bij besluit van 17 december 2002 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 september 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 13 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 januari 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 22 december 2003 heeft vergunninghoudster een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2003, waar appellanten in persoon en het college, vertegenwoordigd door J.W.M. van Kuijck en R.H.F.M. Wilbers, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Tevens is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door drs. R.G.E. Eggen, bijgestaan door mr. T.A.M. van Oosterhout, advocaat te Maastricht.
2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van drie opslaghallen met een hoogte van 10.70 meter.
2.2. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Volgens appellanten passen de opslaghallen niet in de naaste woonomgeving.
Dit betoog faalt. Het college heeft zijn oordeel gebaseerd op het positieve stempeladvies van de welstandscommissie, dat is voorzien van een – in de notulen van de welstandsvergadering van de gemeente Stein van 19 december 2001 neergelegde - toelichting dat de commissie het bouwplan aanvaardbaar acht onder de voorwaarde dat de deuren en kozijnen geschilderd worden in de kleur RAL 9006 (aluminium) waardoor het homogene karakter van het gebouw niet wordt verstoord.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 6 april 1995, inzake nr. H01.94.0068, AB 1996, 185) dient de welstandstoets zich te richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Het plan van uitbreiding der gemeente Stein, aanwijzende de bestemming in onderdelen, voor wat betreft het grondgebied der gemeente ten oosten van het Julianakanaal" heeft het perceel de bestemming "Opslag- en industrieterrein met voorgevelrooilijn". In artikel 7 van de planvoorschriften zijn geen (beperkende) bebouwingsvoorschriften opgenomen. Hieruit volgt dat het ter plaatse mogelijk is om opslaghallen op te richten. Bij de welstandstoets heeft de commissie zich derhalve terecht beperkt tot het bouwwerk zelf en de uitvoering daarvan.
Gelet hierop, moet worden geconcludeerd dat het college in dit geval mocht afgaan op het – van een motivering voorziene – positieve stempeladvies van de welstandscommissie. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
2.3. Ten aanzien van hetgeen appellanten hebben aangevoerd met betrekking tot het verlies van de uitrijmogelijkheid aan de achterzijde van hun perceel, de aanwezigheid van een stiltegebied in de omgeving, de mogelijkheid van een alternatieve locatie voor de opslaghallen en de (vermeende) strijd met door de gemeente verstrekte informatie over de toekomstige inrichting van het havengebied, heeft de rechtbank terecht overwogen dat artikel 44, van de Woningwet geen ruimte laat deze aspecten te betrekken bij de vergunningverlening, nu het bouwplan past binnen het geldende bestemmingsplan. Nu geen van de in die bepaling genoemde weigeringsgronden zich voordoet, was het college gehouden de bouwvergunning te verlenen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Van Roosmalen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2004