200306804/1.
Datum uitspraak: 21 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 september 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard.
Bij besluit van 1 mei 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard (hierna: het college) het verzoek van appellant om handhavend op te treden tegen de door [vergunninghouder] opgerichte kas en sorteerruimte op het perceel, kadastraal bekend gemeente Huizen, sectie […], nr. […], plaatselijk bekend [locatie] (hierna: het perceel), afgewezen.
Bij besluit van 10 september 2002 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 september 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 13 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 14 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn ingediend bij brief van 7 november 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 januari 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Eveneens bij brief van 5 januari 2004 heeft [vergunninghouder] een reactie ingediend.
Op 24 maart 2004 heeft hij nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2004, waar het college, vertegenwoordigd door mr. T.M. Akkermans, ambtenaar der gemeente, is verschenen. Tevens is [vergunninghouder], bijgestaan door mr. D.A.J.M. Melchers, advocaat te Arnhem, daar gehoord. Appellant is met bericht niet verschenen.
2.1. Niet in geschil is dat de kas en sorteerruimte zonder bouwvergunning zijn opgericht – nu de hiervoor vereiste bouwvergunning bij besluit van 7 maart 2002 alsnog is geweigerd -, zodat het college derhalve bevoegd was daartegen handhavend op te treden.
2.2. Alleen in bijzondere gevallen kan het college afzien van handhavend optreden tegen de illegale situatie. Een bijzonder geval kan onder meer worden aangenomen indien concreet zicht bestaat op legalisering.
2.3. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar voldoende concreet zicht bestond op legalisering. Immers, het ontwerp-bestemmingsplan “Partiële herziening Buitengebied Huissen, glastuinbouwbedrijf aan de Hogewoerd” was reeds op 28 augustus 2002 ter inzage gelegd. Overigens zij opgemerkt dat dit bestemmingsplan inmiddels onherroepelijk is geworden. De Afdeling heeft bij uitspraak van 18 februari 2004, inzake nr. 200305753/1, het door appellant ingestelde beroep tegen het besluit van gedeputeerde staten van Gelderland van 15 juli 2003, waarbij het door de gemeenteraad op 12 december 2002 vastgestelde bestemmingsplan is goedgekeurd, ongegrond verklaard.
Evenmin bestaat in het kader van de beantwoording van de thans voorliggende rechtsvraag grond voor het oordeel dat artikel 52 van de Woningwet in de weg zou staan aan het verlenen van een bouwvergunning, indien deze (opnieuw) zal worden aangevraagd. In dit verband zij verwezen naar hetgeen daaromtrent in rechtsoverweging 2.6 van eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2004 is overwogen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Van Roosmalen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2004