ECLI:NL:RVS:2004:AO8004

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200306844/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening bouwvergunning en vrijstelling door college van burgemeester en wethouders van Dinxperlo

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 3 september 2003 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dinxperlo, dat op 24 september 2002 een vrijstelling en bouwvergunning verleende aan Massop Vastgoed B.V. voor de bouw van 12 woningen op een perceel in Dinxperlo. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant op 23 december 2002 niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de appellant geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de verlening van de bouwvergunning.

In hoger beroep betoogde de appellant dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij geen belanghebbende was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat volgens de Awb een belanghebbende degene is wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De Afdeling concludeerde dat de appellant, die op een afstand van circa 660 meter van het bouwperceel woont en geen zicht heeft op het bouwplan, niet kan worden aangemerkt als belanghebbende. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 21 april 2004.

Uitspraak

200306844/1.
Datum uitspraak: 21 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Dinxperlo,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 3 september 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Dinxperlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dinxperlo (hierna: het college) aan Massop Vastgoed B.V. met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 12 woningen op het binnenterrein omsloten door de Minister Ringersstraat, de Molenstraat, de Maurits Prinsstraat en de Dr. Van der Meerstraat te Dinxperlo, kadastraal bekend gemeente Dinxperlo, sectie A, nummers 4813, 4349, 4354 en 6227 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 december 2002 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 3 september 2003, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 8 september 2003, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 9 oktober 2003, bij de Raad van State ingekomen op 14 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 januari 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2004, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. H.R.J. Visser, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In hoger beroep betoogt appellant dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bij de vermelde verlening van vrijstelling en bouwvergunning.
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Blijkens de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 21 221, nr.3) is met de woorden "wiens belang rechtstreeks is betrokken" een zekere begrenzing beoogd. Een louter subjectief gevoel van sterke betrokkenheid bij een bestuursbesluit is, hoe sterk dat gevoel ook moge zijn, niet voldoende om te kunnen spreken van een rechtstreeks bij een besluit betrokken belang.
2.3. Bij de beantwoording van de vraag of iemand kan worden aangemerkt als belanghebbende, is volgens vaste jurisprudentie bepalend of appellant in de nabijheid van het te bebouwen perceel woonachtig is of zicht heeft op het bouwplan. In specifieke omstandigheden kunnen ook andere omstandigheden leiden tot de slotsom dat appellant kan worden aangemerkt als belanghebbende.
In het onderhavige geval is de woning van appellant gelegen op een afstand van circa 660 meter van het te bebouwen perceel en heeft hij daarop geen zicht. Gelet hierop en mede in aanmerking genomen de relatief geringe planologische uitstraling van het bouwplan op de omgeving, moet met de rechtbank worden geoordeeld dat het belang van appellant niet rechtstreeks bij het besluit tot verlening van vrijstelling en bouwvergunning is betrokken. Ook de omstandigheid dat appellant zich, zoals hij stelt, sterk betrokken voelt bij de natuur ter plaatse van het bouwperceel, leidt niet tot het oordeel dat hij kan worden aangemerkt als belanghebbende. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat appellant in de bestemmingsplanprocedure wel is toegelaten als procespartij. In artikel 56 van de WRO is een – van de Awb afwijkende – kring van beroepsgerechtigden opgenomen.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Van Roosmalen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2004
53-422.