ECLI:NL:RVS:2004:AO7987

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200402009/1 en 200402009/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E.D. Boer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake kapvergunning voor bomen in Hattem

Op 15 april 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hattem, dat op 7 januari 2003 een vergunning verleende voor het kappen van 33 bomen op een perceel in Hattem. De vereniging 'Milieugroep Hattem' heeft tegen dit besluit hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 1 april 2004, waar de appellante en het college vertegenwoordigd waren. De vergunninghouder was ook aanwezig, bijgestaan door een advocaat.

De Voorzitter overwoog dat de kapvergunning inmiddels was vervallen, omdat de termijn van één jaar na de verzending van het besluit was verstreken en er geen gebruik van de vergunning was gemaakt. Hierdoor had de appellante geen processueel belang bij een uitspraak op het hoger beroep. De Voorzitter concludeerde dat nader onderzoek niet nodig was en dat het hoger beroep niet ontvankelijk was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 april 2004. De beslissing houdt in dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

200402009/1 en 200402009/2.
Datum uitspraak: 15 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
de vereniging "Milieugroep Hattem", zetelend te Hattem,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 8 maart 2004 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Hattem
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 januari 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hattem (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het kappen van 33 bomen op het perceel [locatie] te Hattem.
Bij besluit van 30 juni 2003 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 maart 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door appellante tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 9 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 9 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft appellante de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door M. Oosterhoff en E.J. Braakenburg, bestuursleden van appellante, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.H. van der Maat, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord [vergunninghouder], in persoon en bijgestaan door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Deventer.
2. Overwegingen
2.1. In het besluit van 7 januari 2003 is bepaald dat de kapvergunning van kracht blijft tot één jaar na de datum van verzending van dit besluit. Niet in geschil is dat deze termijn inmiddels is verstreken. Dit betekent dat de vergunning is komen te vervallen. Nu voorts vast staat dat van de vergunning geen gebruik is gemaakt, heeft appellante geen processueel belang bij een uitspraak op het hoger beroep.
2.2. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.3. Het hoger beroep is niet ontvankelijk.
2.4. Gelet hierop, dient het verzoek om voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2004
201.