ECLI:NL:RVS:2004:AO7974

Raad van State

Datum uitspraak
13 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401489/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Beuningse Plas, De Waterplas en verzoek om voorlopige voorziening

Op 3 juni 2003 heeft de gemeenteraad van Beuningen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 april 2003, het bestemmingsplan "Beuningse Plas, De Waterplas" vastgesteld. Dit plan beoogt onder andere de aanleg van een waterplas en de bouw van 36 woningen. Tegen dit besluit heeft verzoeker, die een agrarisch bedrijf exploiteert in het plangebied, op 23 februari 2004 beroep ingesteld bij de Raad van State. Hij verzocht de Voorzitter om een voorlopige voorziening, omdat hij meent dat de goedkeuring van het plan een belemmering vormt voor zijn bedrijfsvoering.

De Voorzitter heeft het verzoek op 1 april 2004 ter zitting behandeld. Verzoeker was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, en verweerder, het college van gedeputeerde staten van Gelderland, was vertegenwoordigd door drs. C.J.P.M. Teuwen en H. Wassink. Ook de gemeenteraad van Beuningen was vertegenwoordigd door drs. G.P.B. Woutersen.

De Voorzitter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen onverwijlde spoed aanwezig was. De Voorzitter benadrukte dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. De afwijzing van het verzoek betekent dat verzoeker geen bescherming krijgt tegen de gevolgen van het bestemmingsplan totdat de bodemprocedure is afgerond. De beslissing werd op 13 april 2004 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200401489/2.
Datum uitspraak: 13 april 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juni 2003 heeft de gemeenteraad van Beuningen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 april 2003, het bestemmingsplan “Beuningse Plas, De Waterplas” vastgesteld.
Bij besluit van 16 december 2003, nr. RE2003.56364 heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 23 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 april 2004, waar verzoeker, in persoon en vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. C.J.P.M. Teuwen en H. Wassink, ambtenaren van de provincie zijn verschenen.
Voorts is de gemeenteraad van Beuningen, vertegenwoordigd door drs. G.P.B. Woutersen, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Met het plan wordt onder meer beoogd de aanleg van een waterplas en de bouw van 36 woningen mogelijk te maken.
2.3. Verzoeker exploiteert een agrarisch bedrijf in het plangebied. Hij stelt onder meer dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan voorzover dat een belemmering vormt voor de verdere exploitatie van zijn agrarisch bedrijf. Met het verzoek om voorlopige voorziening beoogt hij onomkeerbare situaties te voorkomen.
2.4. Verzoeker is eigenaar van de gronden in het plangebied waarop hij zijn agrarisch bedrijf uitoefent. Uitvoering van deze plandelen is eerst mogelijk, nu verzoeker zich daartegen verzet, nadat de gemeente de eigendom van die gronden zal hebben verworven. Onteigening daarvan zal eerst mogelijk zijn, nadat de goedkeuring van het plan onherroepelijk zal zijn geworden.
Onder deze omstandigheden is de Voorzitter van oordeel dat geen onverwijlde spoed aanwezig is als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Gelet op het voorgaande wijst de Voorzitter het verzoek af.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 april 2004
388.