ECLI:NL:RVS:2004:AO7141
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- S. Zwemstra
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongeldigverklaring rijbewijs op basis van alcoholafhankelijkheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen, die op 17 september 2003 oordeelde dat de Minister van Verkeer en Waterstaat terecht het rijbewijs van appellant ongeldig had verklaard. Dit besluit was genomen op basis van een onderzoek waaruit bleek dat appellant niet voldeed aan de eisen van geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig, vanwege alcoholafhankelijkheid. De Minister had op 29 mei 2002 vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de geschiktheidseisen, waarna het rijbewijs ongeldig werd verklaard voor alle categorieën. Appellant had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de Minister op 30 oktober 2002.
Tijdens de zitting op 23 maart 2004 heeft appellant betoogd dat het onderzoek door de zenuwarts onzorgvuldig was, omdat hij slechts enkele minuten was onderzocht. Hij erkende zijn verleden met alcohol, maar stelde dat hij zich had verbeterd en dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat er geen grond was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek. De diagnose van alcoholafhankelijkheid was vastgesteld en de Minister had terecht geconcludeerd dat appellant niet voldeed aan de eisen van lichamelijke geschiktheid.
De Afdeling benadrukte dat de bepalingen dwingend voorschrijven dat een rijbewijs ongeldig wordt verklaard indien iemand niet voldoet aan de eisen van geschiktheid. Het betoog van appellant dat hij te hard werd gestraft in vergelijking met anderen, werd verworpen, omdat het hier niet ging om een strafrechtelijke procedure, maar om een bestuurlijke maatregel ter bescherming van de verkeersveiligheid. Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.