ECLI:NL:RVS:2004:AO6147

Raad van State

Datum uitspraak
15 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200400518/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring van het Acceptatiereglement Baggerspecieberging Kaliwaal en de toetsing aan Europese richtlijnen

In deze zaak heeft de Raad van State op 15 maart 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de goedkeuring van het Acceptatiereglement Baggerspecieberging Kaliwaal. De stichting 'Stichting Behoud Leefmilieu en Natuur Maas en Waal' heeft bezwaar gemaakt tegen de goedkeuring die door het college van gedeputeerde staten van Gelderland is verleend aan de rapporten en reglementen die zijn ingediend door Delgromij B.V. De stichting stelt dat de goedkeuring niet in overeenstemming is met de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, omdat deze niet zijn getoetst aan de goedkeuring van het acceptatiereglement.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de vergunning voor de stort van baggerspecie in de Kaliwaal op het moment van de beslissing onherroepelijk was. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft geoordeeld dat de toetsing van het acceptatiereglement zich beperkt tot de voorschriften van de milieuvergunning en dat de toetsing aan de Europese richtlijnen niet op deze fase van de procedure van toepassing is. De Voorzitter heeft geen aanleiding gezien om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat de goedkeuring van het acceptatiereglement niet onjuist was.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toetsing van milieuvergunningen en de rol van Europese richtlijnen in het proces. De Raad van State heeft het verzoek van de stichting afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd, waarmee de goedkeuring van het acceptatiereglement in stand blijft.

Uitspraak

200400518/2.
Datum uitspraak: 15 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting "Stichting Behoud Leefmilieu en Natuur Maas en Waal", gevestigd te Beneden-Leeuwen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 december 1998, kenmerk MW94.74765, heeft verweerder goedkeuring verleend aan het rapport “Kaliwaal. Nulonderzoek ten behoeve van de aanlegfase. Onderdeel: Nader onderzoek inzake sedimentkartering en onderzoek naar de verspreiding van verontreinigingen naar bodem en grondwater”, dat door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ”Delgromij B.V.” (verder: Delgromij) aan hem is voorgelegd.
Bij besluit van 29 juni 1999, kenmerk MW94.74765, heeft verweerder goedkeuring verleend aan het Acceptatiereglement Baggerspecieberging Kaliwaal, de situatietekening van het peilbuizennetwerk rondom de Kaliwaal, het rapport “Nulonderzoek ten behoeve van de monitoring” en het rapport “Stortplan eerste vulfase”, die door Delgromij aan hem zijn voorgelegd.
Bij besluit van 2 december 2003, verzonden op 10 december 2003, heeft verweerder verzoekster gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar hiertegen aangetekende bezwaar en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 15 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. Bij brief van 20 januari 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 maart 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. F.F. Scheffer en A.W.G. van Bergen, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.W. Verheijen en ing. L.E. Baukema, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is Delgromij daar gehoord, vertegenwoordigd door mr. L.F. Wiggers-Rust, advocaat te Zutphen, ing. F. Snel, ing. G. Haan, drs. W. Vermeule en ing. E. van der Meulen, gemachtigden, alsmede het college van burgemeester en wethouders van Druten, vertegenwoordigd door J.A.M. van Kerkhof, ambtenaar van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Delgromij heeft bovengenoemde stukken aan verweerder toegestuurd ter voldoening aan de voorschriften behorend bij de vergunning krachtens de Wet milieubeheer van 27 januari 1998, kenmerk MW94.74765-6093034. De vergunning heeft betrekking op de stort van baggerspecie in de Kaliwaal, een zandwinput in het winterbed van de Waal in de gemeente Druten. De vergunning was op het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar onherroepelijk.
2.3. Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het Acceptatiereglement Baggerspecieberging Kaliwaal (verder: het acceptatiereglement). Zij stelt in dit kader dat verweerder ten onrechte het acceptatiereglement niet heeft getoetst aan de Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de Vogelstand (Vogelrichtlijn) en Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (Habitatrichtlijn).
2.3.1. In hoofdstuk 2 van de milieuvergunning van 27 januari 1998 zijn criteria opgenomen voor het accepteren van baggerspecie. Ingevolge voorschrift 2.4 van de milieuvergunning dient Delgromij een acceptatiereglement ter goedkeuring aan verweerder toe te zenden, waarin - kort gezegd - een procedure moet worden vastgelegd hoe, voorafgaand aan het accepteren van baggerspecie, aan de voorschriften 2.10, 2.11 en bepaalde aspecten uit het stortplan zoals bedoeld in voorschrift 3.16 van de milieuvergunning, uitvoering wordt gegeven.
Blijkens de stukken heeft verweerder bij de goedkeuring van het acceptatiereglement de in de milieuvergunning opgenomen voorschriften als toetsingskader gehanteerd. Deze wijze van toetsing acht de Voorzitter niet onjuist. De aard van het aan de orde zijnde besluit tot goedkeuring brengt naar het oordeel van de Voorzitter mee dat de toetsing zich beperkt tot het in de voorschriften van de milieuvergunning aangegeven kader. Toetsing aan de van toepassing zijnde Europese en Nederlandse regels dient bij het verlenen van de milieuvergunning plaats te vinden. In het licht hiervan ziet de Voorzitter vooralsnog geen aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder bij het verlenen van goedkeuring van het acceptatiereglement had dienen over te gaan tot toetsing aan de Vogel- en Habitatrichtlijn. De Voorzitter ziet in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Van Driel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2004
414.