ECLI:NL:RVS:2004:AO6134
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E.M.H. Hirsch Ballin
- M.M. van Driel
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen handhaving van milieuvergunning
In deze zaak hebben verzoekers op 13 februari 2004 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Gendringen, dat op 19 augustus 2003 afwijzend had beslist op hun verzoek om bestuurlijke handhavingsmaatregelen met betrekking tot een milieuvergunning van [vergunninghoudster]. Verweerder verklaarde het bezwaar van verzoekers op 13 januari 2004 niet-ontvankelijk. Verzoekers hebben de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij overlast ondervinden van spuitactiviteiten die zonder adequate milieuvergunning worden uitgevoerd door [vergunninghoudster]. Tijdens de zitting op 2 maart 2004 zijn verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat en gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente, verschenen. Ook de advocaat van [vergunninghoudster] was aanwezig.
De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers hebben aangevoerd dat de verleende revisievergunning aan [vergunninghoudster] niet onherroepelijk is en onvoldoende bescherming biedt tegen hinder. De Voorzitter constateert dat de spuitactiviteiten in hal 1-2 inmiddels zijn beëindigd en dat de verlening van de vergunning niet ter beoordeling staat. Gezien het feit dat het verzoek om handhaving alleen nog betrekking heeft op inmiddels vergunde activiteiten, ziet de Voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. E.M.H. Hirsch Ballin, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat, en is openbaar uitgesproken op 19 maart 2004.