ECLI:NL:RVS:2004:AO5801

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401081/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake milieuvergunning voor productiehal Beton- en Steenindustrie de Aam B.V.

Op 9 maart 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een inwoner van Elst tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe, dat op 17 november 2003 een melding had geaccepteerd van de besloten vennootschap Beton- en Steenindustrie de Aam B.V. Deze melding betrof een voorgenomen verandering van de inrichting aan de Bemmelseweg 46a in Elst, waarbij de productiehal zou worden vergroot voor het opslaan van gereedgekomen goederen. De productiecapaciteit zou echter niet wijzigen.

De verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij wilde voorkomen dat de productiehal werd opgericht, vooral gezien de recent verleende bouwvergunning. Tijdens de zitting op 2 maart 2004, waar zowel de verzoeker als de vertegenwoordiger van de gemeente aanwezig waren, werd het verzoek besproken. De Voorzitter overwoog dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat niet was gebleken dat de verandering zou leiden tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan de bestaande vergunning toestond.

De Voorzitter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening moest worden afgewezen, en dat een verzoek tot het voorkomen van de bouw van de productiehal gericht moest worden aan de voorzieningenrechter van de rechtbank. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 maart 2004, waarbij de Voorzitter en de ambtenaar van Staat aanwezig waren.

Uitspraak

200401081/1.
Datum uitspraak: 9 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Overbetuwe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2003 heeft verweerder krachtens artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer een melding geaccepteerd van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Beton- en Steenindustrie de Aam B.V.” te Elst van 25 september 2003, waarbij verweerder in kennis is gesteld van de voorgenomen verandering van haar inrichting aan de Bemmelseweg 46a, kadastraal bekend gemeente Elst, sectie N, nummer 496, te Elst.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 3 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 maart 2004, waar verzoeker in persoon, en vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Jordense, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door T. Polman, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn nadere stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 18 juli 2000 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting bestemd voor de productie van betonproducten. De thans bestreden melding heeft betrekking op het vergroten van de productiehal. De extra ruimte in de productiehal zal worden gebruikt voor het opslaan van gereedgekomen goederen. De productiecapaciteit wordt niet gewijzigd.
2.2. Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd gesteld dat zijn belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ligt in de omstandigheid dat hij wil voorkomen - gelet op de recent verleende bouwvergunning - dat de productiehal wordt opgericht. Voorts betoogt hij dat de milieuvergunning op 6 maart 2004 van rechtswege vervalt.
2.2.1. De Voorzitter overweegt dat, gelet op artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De Voorzitter is van oordeel dat in hetgeen door verzoeker is aangevoerd en ter zitting is opgemerkt geen aanleiding is gelegen om een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter neemt hierbij in aanmerking dat hem voorshands niet is gebleken dat de verandering leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften mag veroorzaken. Voorzover verzoeker wil voorkomen dat de productiehal wordt gebouwd, overweegt de Voorzitter dat een op bezwaren tegen de bouwvergunning gebaseerd verzoek tot de voorzieningenrechter van de rechtbank moet worden gericht.
2.3. Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening af.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Van Driel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2004
414.