200306353/2.
Datum uitspraak: 9 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. Stichting Belangen Platform De Malpie e.o., gevestigd te Dommelen,
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij uitspraak van 6 november 2002, in zaak 200001416/1, heeft de Afdeling beslist op de beroepen tegen het besluit van verweerder van 25 januari 2000, kenmerk 625417, inzake de goedkeuring van het op 23 juni 1999 door de gemeenteraad van Valkenswaard vastgestelde bestemmingsplan “Buitengebied 1998”.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 5 augustus 2003, nr. 625417, voorzover nodig opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers sub 1 bij brief van 22 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2003, verzoekster sub 2 bij brief van 22 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 24 september 2003, en verzoeker sub 3 bij brief van 30 september 2003, bij de Raad van State ingekomen op 1 oktober 2003, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brieven als waarmee beroep is ingesteld hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 13 februari 2004, waar verzoekers sub 1 en sub 2, vertegenwoordigd door [een der appellanten sub 1], verzoeker sub 3, in persoon en bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.J.M. Danen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn namens de gemeenteraad van Valkenswaard gehoord drs. M.L. van Drunen en mr. G.L. Pijnenburg, ambtenaren van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
De verzoeken van [appellanten sub 1] en Stichting Belangen Platform De Malpie e.o.
2.2. Verzoekers voeren aan dat in het besluit van verweerder van 5 augustus 2003 niets is terug te vinden van enige gegrond verklaarde bezwaren. Zij verzoeken om aanpassing en toevoeging van de volgende punten:
1. Het gebied tussen het Meelbergseven en Taamven opnemen in de groene hoofdstructuur als beheersgebied;
2. Tegenover dit bovenstaande gebied de bestemming “versterking lokaal landschappelijk raamwerk” uitbreiden richting Opperbos;
3. Voorschriften zo aanpassen dat geen nieuwe bouwblokken kunnen ontstaan in ecologische verbindingen en de twee gebieden met de bestemming “versterking lokaal landschappelijk raamwerk”;
4. In de voorschriften van het aanlegvergunningenstelsel de voorwaarde opnemen dat in gebieden met de bestemming “versterking lokaal landschappelijk raamwerk” en ecologische verbindingen alleen het bouwblok omheind mag worden en de rest op een manier dat de fauna zich kan blijven verplaatsen tussen natuurgebieden;
5. De voorschriften van het vergunningverlenen in bovengenoemde gebieden zo aanpassen dat een beleid wordt gevoerd van onthekking en het open houden van verbindingen tussen natuurgebieden.
2.2.1. De Voorzitter overweegt als volgt.
2.2.2. Bij de uitspraak van 6 november 2002 zijn, onder meer, de beroepen van verzoekers gegrond verklaard voorzover deze waren gericht tegen de goedkeuring van het plandeel met de bestemming “Groene hoofdstructuur” met de differentiaties “natuurgebied” en “multifunctioneel bos” en de aanduidingen “a (aardkundig waardevol)”, “h (hydrologisch waardevol)” en “A (amfibieën en reptielen)” betreffende het gebied Het Schut. In verband hiermee is het besluit van verweerder van 25 januari 2000 vernietigd voorzover daarbij goedkeuring was verleend aan het nader op de bij de uitspraak behorende kaart D aangegeven plandeel.
Bij zijn besluit van 5 augustus 2003 heeft verweerder, onder meer, opnieuw omtrent de goedkeuring van dit plandeel beslist.
De Afdeling stelt vast dat de beroepen van verzoekers niet op dit onderdeel van het besluit van verweerder van 5 augustus 2003 betrekking hebben.
Voorts hebben de beroepen geen betrekking op de goedkeuring van plandelen ten aanzien waarvan verzoekers bij verweerder bedenkingen hebben ingediend danwel redelijkerwijs geen bedenkingen konden indienen.
Ten slotte hebben de beroepen geen betrekking op plandelen waaraan alsnog goedkeuring is onthouden.
2.2.3. Gelet op het voorgaande ligt het in de rede dat de beroepen van verzoekers niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. Reeds hierom bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek van [appellant sub 3]
2.3. Verzoeker stelt primair dat onduidelijk is of verweerder bij zijn bestreden besluit goedkeuring heeft onthouden aan zijn bouwperceel, nu op de door verweerder gewaarmerkte plankaart het perceel niet met een blauw sterretje is aangeduid.
2.3.1. De Voorzitter overweegt als volgt.
2.3.2. In het bestreden besluit wordt, voorzover hier van belang, onder het kopje “BESLUITEN:” vermeld dat ten aanzien van de plankaart goedkeuring is onthouden aan de met een blauw sterretje aangegeven plangedeelten, behoudens de bestaande vergunde situatie en de vergunde nog op te richten bebouwing.
Vast staat dat op de bij het bestreden besluit behorende en als zodanig door verweerder gewaarmerkte en aan de gemeente toegezonden en door deze ter inzage gelegde plankaart het bouwperceel van verzoeker niet met een blauw sterretje is aangeduid.
Nu het vermelde in het bestreden besluit onder het kopje “BESLUITEN:” in samenhang met de daar genoemde aanduidingen op de gewaarmerkte plankaart bepalend is voor de inhoud van het besluit van verweerder omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan, is dit plan, voorzover het betreft het bouwperceel van verzoeker, goedgekeurd. Daaraan doet niet af dat, naar verweerder stelt, op zijn archief-exemplaar van de plankaart dit bouwperceel wel met een blauw sterretje is aangeduid. Bepalend te dezen is het exemplaar van het bestreden besluit dat aan de gemeente is gezonden en door deze ter inzage is gelegd. Vernietiging van het bestreden besluit in zoverre wegens strijd met de rechtszekerheid, zoals door verweerder bepleit opdat hij de fout zou kunnen herstellen, ligt niet in de rede. Daarvoor zou aanleiding kunnen zijn indien verschillende exemplaren aan de gemeente zouden zijn gezonden. Dit is echter niet het geval.
2.3.3. Nu het bouwperceel is goedgekeurd bestaat geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Ten aanzien van verzoekers sub 1 en 2 bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding. Ten aanzien van verzoeker sub 3 ziet de Voorzitter in de omstandigheden van dit geval aanleiding verweerder op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen. Voorts ziet de Voorzitter in deze omstandigheden aanleiding ten aanzien van verzoeker sub 3 de vergoeding van het betaalde griffierecht te gelasten.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst de verzoeken af;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door verzoeker sub 3 in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 773,95, waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Noord-Brabant te worden betaald aan verzoeker sub 3;
III. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoeker sub 3 het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht (€ 116,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. De Groot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2004