ECLI:NL:RVS:2004:AO5242

Raad van State

Datum uitspraak
10 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305817/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake vergunning voor exploitatie van een coffeeshop

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 maart 2004 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 27 september 1999. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], vroeg om herziening van de uitspraak die de beslissing van de president van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 27 oktober 1998 bevestigde. De aanleiding voor het verzoek tot herziening was een besluit van de burgemeester van Deventer van 23 december 2002, waarin deze tot een ander inzicht kwam over het gebruik van het pand waar de coffeeshop zou worden geëxploiteerd.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 26 januari 2004, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. H.H. van Steijn, en de burgemeester door mr.drs. B.F.J. Bollen. De Afdeling overwoog dat op basis van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak herzien kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die vóór de uitspraak plaatsvonden, niet bekend waren bij de indiener van het verzoek, en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.

De Afdeling concludeerde dat het standpunt van de burgemeester in zijn besluit van 23 december 2002 betrekking had op het gebruik van het pand ten tijde van dat besluit, en niet op het moment van de eerdere beslissing. Daarom voldeed het verzoek niet aan de voorwaarden van artikel 8:88, eerste lid, onder a, van de Awb. Het verzoek werd als ongegrond afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 maart 2004.

Uitspraak

200305817/1.
Datum uitspraak: 10 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 27 september 1999, in zaak no. H01.98.1853.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 27 september 1999, in zaak no. H01.98.1853, heeft de Afdeling de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 27 oktober 1998 bevestigd. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 24 augustus 2003, nader gemotiveerd bij brief van 25 september 2003, heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brieven zijn aanhecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.H. van Steijn, advocaat te Deventer, en de burgemeester van Deventer, vertegenwoordigd door mr.drs. B.F.J. Bollen, advocaat te Tilburg, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift, vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. Bij besluit van 31 maart 1998 is geweigerd aan verzoeker een vergunning te verlenen voor de exploitatie van een coffeeshop in het pand [locatie] te Deventer vanwege de omstandigheid dat het pand tevens wordt gebruikt als woning. Verzoeker betoogt, kort samengevat, dat de burgemeester blijkens diens besluit van 23 december 2002 tot een ander inzicht is gekomen met betrekking tot het gebruik van het pand.
2.3. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 27 september 1999 een oordeel gegeven met betrekking tot het gebruik van het pand ten tijde van de beslissing op bezwaar van 12 augustus 1998 en de betekenis daarvan voor de in geding zijnde weigering van een exploitatievergunning. Het door de burgemeester in zijn besluit van 23 december 2002 ingenomen standpunt heeft betrekking op het gebruik van het pand ten tijde van dat besluit. Hetgeen verzoeker aanvoert voldoet dan ook niet aan het bepaalde in artikel 8:88, eerste lid, onder a, van de Awb.
2.4. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.C.S. Bakker, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Bakker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2004
393.