ECLI:NL:RVS:2004:AO5238

Raad van State

Datum uitspraak
10 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305742/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving bestuursdwang tegen illegale bewoning van toercaravan op openbare weg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 11 juli 2003 een beroep van appellante ongegrond verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis, dat haar had aangeschreven om de bewoning van een toercaravan op de openbare weg nabij haar woonwagenstandplaats te beëindigen en de caravan te verwijderen. Het college had dit besluit genomen onder aanzegging van bestuursdwang op 30 juli 2002.

De Raad van State heeft de zaak op 10 maart 2004 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had overwogen dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De toercaravan was geplaatst op een toegangsweg die de bestemming 'weg of pad' had, en het gebruik daarvan als standplaats voor een caravan was in strijd met het bestemmingsplan. De Raad van State benadrukte dat alleen in bijzondere gevallen een bestuursorgaan kan afzien van handhaving tegen een illegale situatie.

De Raad van State concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zich tegen handhaving verzetten. Het feit dat de toercaravan inmiddels naar de standplaats was verplaatst, veranderde niets aan de onrechtmatigheid van de eerdere situatie. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200305742/1.
Datum uitspraak: 10 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Sint Anthonis,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 11 juli 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 juli 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis (hierna: het college) appellante aangeschreven, onder aanzegging van bestuursdwang, om binnen twee weken de bewoning van de toercaravan op de openbare weg nabij de woonwagenstandplaats [locatie] te Sint Anthonis (hierna: standplaats) te beëindigen en deze toercaravan te verwijderen.
Bij besluit van 19 november 2002 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering van het primaire besluit.
Bij uitspraak van 11 juli 2003, verzonden op 16 juli 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 26 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 30 november 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2004, waar appellante in persoon, bijgestaan door mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, en het college, vertegenwoordigd door mr. R.H.E. Partouns en J.M.A. van der Burgt, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vooropgesteld wordt dat in het kader van deze procedure uitsluitend aan de orde is de bij de beslissing op bezwaar gehandhaafde aanschrijving met betrekking tot de op de openbare weg geplaatste toercaravan. De wijze van uitvoering van bestuursdwang ten aanzien van deze toercaravan alsmede de op 21 augustus, 3 september en 19 september 2002 verwijderde caravans zijn niet aan de orde. Daarbij wordt opgemerkt dat het bestuursdwangbesluit van 30 juli 2002 aan de verwijdering van de laatstgenoemde caravans niet ten grondslag lag. Bij de beslissing op bezwaar heeft het college weliswaar aangegeven dat de aanschrijving van 30 juli 2002 mede moet worden gelezen als strekkende tot het verwijderd houden van caravans in de toekomst, maar deze aanvulling van de motivering kan er niet toe leiden dat de grondslag van het primaire besluit wordt gewijzigd, zoals ook de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen.
2.2. Op de standplaats rust ingevolge het bestemmingsplan “Woonwagenterrein St. Anthonis-Hoefstraat” de bestemming “woonwagenerf”. De openbare (toegangs)weg naar onderhavige standplaats heeft de bestemming “weg of pad”.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, zijn de gronden die op de plankaart zijn aangewezen voor “woonwagenerf” bestemd voor woondoeleinden in de vorm woonwagens.
Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, mogen op gronden met de bestemming “woonwagenerf” ten hoogste vier woonwagens worden geplaatst met daarbij voor elke woonwagen ten hoogste twee bijgebouwen.
Ingevolge artikel 8, vierde lid, van de planvoorschriften is het verboden de gronden met de bestemming “woonwagenerf” te gebruiken als standplaats voor meer dan vier woonwagens.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden die op de plankaart zijn aangewezen voor “weg of pad” bestemd voor verkeer- en/of parkeerruimten.
Ingevolge artikel 10, derde lid, onder a, van de planvoorschriften is het verboden de gronden met de bestemming ”weg of pad” te gebruiken in strijd met de bestemming, waarbij onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan een gebruik als standplaats voor woonwagens en caravans.
2.3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de toercaravan ten tijde van het primaire besluit was geplaatst op de (openbare) toegangsweg naar de standplaats. Deze toegangsweg heeft de bestemming “weg of pad”. Ingevolge artikel 10, derde lid, onder a, van de planvoorschriften is het plaatsen van een toercaravan op deze gronden in strijd is met de bestemming. Gelet hierop heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat het college bevoegd was om handhavend op te treden.
2.4. Alleen in bijzondere gevallen kan een bestuursorgaan afzien van handhavend optreden tegen een illegale situatie.
2.5. Het feit dat ten tijde van de uitvoering van het besluit tot toepassing van bestuursdwang de toercaravan reeds naar de standplaats was verplaatst, welke grond de bestemming “woonwagenerf” heeft, kan niet leiden tot het door appellante gewenste resultaat. De voorzieningenrechter heeft met juistheid overwogen dat de toercaravan niet kon worden aangemerkt als een (bij)gebouw. Appellante had ook geen aanvraag om bouwvergunning ten behoeve van een bijgebouw bij het college ingediend. Pas op 21 april 2003, derhalve na de beslissing op bezwaar, is appellante tot indiening van een aanvraag van die strekking overgegaan. Ten tijde van de beslissing op bezwaar bestond derhalve geen zicht op legalisering van de toercaravan. De voorzieningenrechter heeft dan ook terecht geen bijzondere omstandigheden aanwezig geacht die zich tegen handhaving zouden verzetten.
2.6. De slotsom is dan ook dat niet staande kan worden gehouden dat het college niet in redelijkheid tot handhaving heeft kunnen besluiten.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Roosmalen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2004
53-406.