ECLI:NL:RVS:2004:AO5174
Raad van State
- Hoger beroep
- E.M.H. Hirsch Ballin
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- W.D.M. van Diepenbeek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen onvoorwaardelijke geldboete opgelegd door de Tuchtrechtcommissie van de NAK
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een onvoorwaardelijke geldboete van ƒ 5000,00 (€ 2268,90) die door de Tuchtrechtcommissie van de stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK) is opgelegd. De boete werd opgelegd op 24 april 2001, omdat appellant in strijd met artikel 21.1.1 van het Keuringsreglement 1999 van de NAK had gehandeld. De Raad van Beroep verklaarde het daartegen ingestelde beroep ongegrond op 23 november 2001, en de rechtbank Assen bevestigde deze uitspraak op 21 januari 2003. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 10 maart 2004 werd behandeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 oktober 2003 ter zitting behandeld, maar partijen waren niet verschenen. De zaak werd heropend om de NAK als partij toe te laten. Op 9 december 2003 vond een nieuwe zitting plaats, waar appellant, bijgestaan door zijn advocaat, en de Raad van Beroep aanwezig waren. De NAK was vertegenwoordigd door een medewerker.
De Afdeling overwoog dat appellant niet kon worden vrijgesteld van de verplichtingen die voortvloeien uit de keurings- en certificeringsvoorschriften, ondanks zijn beroep op de informatiegids van de NAK. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant wist dat het geleverde uitgangsmateriaal gekeurd diende te worden. De stelling van appellant dat hij te goeder trouw handelde, werd verworpen, omdat hij eerder was gewaarschuwd door de keurmeester over mogelijke tekortkomingen in de keuring van de geleverde pootaardappelen.
De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.