200304192/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Hospice Groep Haarlem, gevestigd te Haarlem,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 mei 2003 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede.
Bij brief 24 april 2001 heeft appellante het college van burgemeester en wethouders van Heemstede (hierna: het college) gevraagd naar de toelaatbaarheid van de vestiging van een Bijna Thuis Huis (hospice) in het pand Heemsteedse Dreef 287 te Heemstede (hierna: het pand).
Bij brief van 20 juni 2001 heeft het college aan appellante medegedeeld dat de door haar beoogde activiteiten, zoals omschreven in haar brief van 24 april 2001, kunnen worden gerealiseerd binnen de woonbestemming als vastgelegd in de bestemmingsplannen die vigeren in de gemeente Heemstede onder het voorbehoud dat naar aanleiding van in concrete gevallen door derden gemaakte bezwaren kan worden besloten dat een hospice toch niet past binnen de woonbestemming.
Bij besluit van 8 mei 2002 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren van een aantal omwonenden niet-ontvankelijk dan wel gegrond verklaard en beslist dat een Bijna Thuis Huis niet past binnen de bestemming “woondoeleinden” van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Adriaan Pauw e.o.”. Het college heeft voorts medegedeeld een vrijstellingsprocedure te zullen starten in verband met een door appellante ingediende bouwaanvraag met betrekking tot het pand.
Bij uitspraak van 16 mei 2003, verzonden op 19 mei 2003, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 november 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. J. Louwe Kooijmans, gemachtigde, is verschenen. Voorts is daar een aantal omwonenden, vertegenwoordigd door mr. A.K. Koornneef, gehoord.
2.1. Appellante wil het pand gaan gebruiken voor de huisvesting van maximaal drie (pre-) terminale patiënten die intensieve verzorging behoeven. De zorgverlening door familie en anderen wordt daarbij door haar gecoördineerd. De medische en verpleegkundige zorg wordt, voorzover nodig, geboden door de eigen huisarts van de bewoners of een wijkverpleegkundige. Door haarzelf wordt geen medische of specifiek verpleegkundige hulp verleend.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Adriaan Pauw e.o.” rust op het perceel de bestemming “woondoeleinden”.
2.3. Blijkens de aangevallen uitspraak heeft het college bij besluit van 23 juli 2002 bouwvergunning en vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ten behoeve van de door appellante gewenste vestiging van het Bijna Thuis Huis in het pand verleend. Onbetwist is dat het besluit van 23 juli 2002 inmiddels onherroepelijk is geworden. Daarmee staat onherroepelijk vast dat het appellante thans is toegestaan het pand voor het door haar beoogde doel te gebruiken. Aldus heeft appellante gekregen wat zij wenste en heeft zij geen belang meer bij een antwoord op de vraag of het voorgenomen gebruik op zichzelf in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Nu van enig ander procesbelang in hoger beroep niet is gebleken moet worden geoordeeld dat appellante geen belang meer heeft bij een rechterlijke beoordeling van de aangevallen uitspraak.
Nu het in de onderhavige procedure uitsluitend gaat om het pand Heemsteedse Dreef 287 is een dergelijk belang ook niet gelegen in de wens van appellante om van het college te vernemen of het beoogde gebruik onder de bestemming wonen of woondoeleinden valt zoals vastgelegd in de overige, in Heemstede vigerende, bestemmingsplannen.
2.4. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2004