ECLI:NL:RVS:2004:AO3947
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- J.H.B. van der Meer
- J.A.M. van Angeren
- M.E.E. Wolff
- Rechtspraak.nl
Afwijzing tegemoetkoming op basis van Verordening geldelijke steun aan ondernemers door college van burgemeester en wethouders van Eindhoven
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven op 29 juli 1998 een aanvraag van appellante om een tegemoetkoming op basis van de "Verordening geldelijke steun aan ondernemers die ten gevolge van werkzaamheden aan wegen financieel nadeel ondervinden 1995" afgewezen. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft dit bezwaar op 6 januari 2000 ongegrond verklaard. De rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft op 17 januari 2001 het beroep van appellante gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, het college heeft op 5 april 2002 opnieuw het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 14 mei 2003 het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellante hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State.
Tijdens de zitting op 27 januari 2004 heeft appellante betoogd dat de bodemsanering en de levensvatbaarheid van haar sportschool op de nieuwe locatie bijzondere omstandigheden zijn die het college hadden moeten aanzetten tot het verlenen van de gevraagde tegemoetkoming. Het college heeft echter de grondsanering niet als bijzondere omstandigheid erkend. De Raad van State oordeelt dat, gezien de eerdere uitspraak van de rechtbank, het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om vast te houden aan de beleidsregels van de Verordening. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.