ECLI:NL:RVS:2004:AO3926
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- P. van Dijk
- W.D.M. van Diepenbeek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de afwijzing van bestuurlijke maatregelen tegen Radio 3FM door het Commissariaat voor de Media
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door het Commissariaat voor de Media tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 11 april 2003 geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek van Vrije Radio Omroep Nederland B.V., h.o.d.n. Radio 538, om bestuurlijke maatregelen tegen Radio 3FM, niet terecht was. Het verzoek was gedaan op basis van mogelijke strijd met de Mediawet, specifiek artikel 52 en artikel 55, eerste lid. De rechtbank oordeelde dat Radio 538 als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat zij een concurrent is van Radio 3FM en daardoor direct geraakt wordt door de beslissing van het Commissariaat.
Appellant, het Commissariaat voor de Media, betoogde dat de invloed van de afwijzing op de concurrentiebelangen van Radio 538 te theoretisch en indirect was. Echter, de Raad van State oordeelde dat de bedrijfsactiviteiten van Radio 538 en Radio 3FM in grote lijnen samenvallen, en dat er een voldoende individueel belang is voor Radio 538. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat Radio 538 wel degelijk een persoonlijk belang heeft dat zich onderscheidt van andere radiostations.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het Commissariaat voor de Media veroordeeld in de proceskosten van Radio 538, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van concurrentiebelangen in het bestuursrecht, vooral in de mediasector, waar de belangen van verschillende partijen nauw met elkaar verweven zijn.