200302098/1.
Datum uitspraak: 11 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Halderberge,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Breda van 18 februari 2003 in het geding tussen:
de besloten vennootschap "Caravan/Chaletpark De Haspel B.V.", gevestigd te Hoeven
Bij besluit van 8 augustus 2001 heeft appellant aan Caravan/Chaletpark De Haspel B.V. de gevraagde vergunning voor het houden van een kampeerterrein als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openluchtrecreatie (hierna: de Wor) toegewezen, doch met uitzondering van de 38 chaletcaravans.
Bij besluit van 30 januari 2002 heeft appellant het daartegen door Caravan/Chaletpark De Haspel B.V. en [directeur] van Caravan/Chaletpark De Haspel B.V., gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 februari 2003, verzonden op 19 februari 2003, heeft de rechtbank te Breda (hierna: de rechtbank) – voorzover thans van belang - het daartegen door Caravan/Chaletpark De Haspel B.V. ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en aan appellant opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 april 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 april 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 26 mei 2003 heeft Caravan/ Chaletpark De Haspel B.V. van antwoord gediend.
Bij brief van 21 oktober 2003 heeft appellant nadere stukken ingediend. Deze zijn aan Caravan/Chaletpark De Haspel B.V. verzonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2003, waar appellant, vertegenwoordigd door R.C.M. Beer, werkzaam bij de gemeente, en Caravan/Chaletpark De Haspel B.V., vertegenwoordigd door [directeur] van Caravan/Chaletpark De Haspel B.V., en mr. P.J. Hödel, advocaat te Arnhem, zijn verschenen.
2.1. Het hoger beroep richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt wegens strijd met de artikelen 3:2, 3:4, tweede lid, en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De rechtbank heeft dienaangaande overwogen – zakelijk weergegeven – dat Caravan/Chaletpark De Haspel B.V. aan de brief van 12 mei 1999 van appellant het vertrouwen mocht ontlenen dat zij voor de in het geding zijnde chalets-caravans een
Wor-vergunning zou krijgen maar dat de weigering van appellant deze vergunning te verlenen – in verband met nieuw ontwikkelde jurisprudentie – op zichzelf terecht is geweest. Het bestreden besluit is echter volgens de rechtbank onvoldoende zorgvuldig voorbereid nu ondanks dat gewekte vertrouwen geen aandacht is geschonken aan (het aanbieden van) nadeelcompensatie.
2.2. Appellant bestrijdt dit oordeel van de rechtbank met succes. Niet in geschil is dat appellant terecht de gevraagde vergunning als bedoeld in de Wor heeft geweigerd, omdat de desbetreffende stacaravans niet als caravans en derhalve ook niet als kampeermiddelen in de zin van de Wor kunnen worden aangemerkt, doch bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn. Een belangenafweging in de zin van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb kan in het kader van de beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is van een bouwwerk in de zin van de Woningwet niet aan de orde komen. Evenmin kan worden gesteld dat appellant door die vraag in het onderhavige geval in overeenstemming met de wettelijke bepalingen bevestigend te hebben beantwoord in strijd met artikel 3:2 dan wel artikel 7:12, eerste lid, van de Awb heeft gehandeld. Toezeggingen in strijd met wettelijke bepalingen rechtvaardigen ook geen beroep op het vertrouwensbeginsel.
2.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, verklaart de Afdeling het bij de rechtbank door Caravan/Chaletpark De Haspel B.V. ingestelde beroep ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank te Breda van 18 februari 2003, 02/486 WET;
III. verklaart het door Caravan/Chaletpark De Haspel B.V. bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2004