ECLI:NL:RVS:2004:AO2379

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305450/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van administratief beroep inzake uitsluiting van onderwijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank te Utrecht. De rechtbank had op 2 juli 2003 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, nadat het college van beroep voor de examens aan de Universiteit Utrecht op 10 december 2002 het administratief beroep van de appellant tegen zijn uitsluiting van het onderwijs niet-ontvankelijk had verklaard. De appellant had op 14 augustus 2003 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, nadat de rechtbank zijn eerdere beroep had verworpen. Tijdens de zitting op 5 december 2003 verklaarde de appellant dat hem op 29 augustus 2002 de toegang tot de colleges van het onderdeel Geïntegreerde Behandeling van Geneesmiddelen (GBG) was geweigerd. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant geen procesbelang meer had, omdat hij sinds eind november 2002 weer in de gelegenheid was gesteld om het GBG-onderwijs te volgen. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 28 januari 2004.

Uitspraak

200305450/1.
Datum uitspraak: 28 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Utrecht van 2 juli 2003 in het geding tussen:
appellant
en
het college van beroep voor de examens aan de Universiteit Utrecht.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2002 heeft het college het door appellant ingestelde administratief beroep tegen de maatregel om hem van het onderwijs uit te sluiten niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 2 juli 2003, verzonden op 4 juli 2003, heeft de rechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 14 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 9 oktober 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nog stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan het college toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2003, waar appellant is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant heeft tijdens de behandeling van zijn hoger beroep ter zitting verklaard dat hem op 29 augustus 2002 de toegang tot het volgen van de colleges van het onderdeel Geïntegreerde Behandeling van Geneesmiddelen (GBG) binnen de faculteit Farmacie is geweigerd. Dit nadat hem eerder reeds te verstaan zou zijn gegeven dat het hem niet was toegestaan genoemde colleges bij te wonen.
2.2. De rechtbank heeft het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant geen procesbelang meer heeft bij het beroep, nu hij sedert eind november 2002 door de faculteit farmacie alsnog in de gelegenheid is gesteld het GBG-onderwijs te volgen.
2.3. Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken van een ander belang dan het belang bij het weer kunnen volgen van GBG-onderwijs, terwijl niet om schadevergoeding is verzocht, volgt daaruit dat de rechtbank terecht en op goede gronden het beroep van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2004
195-209.