ECLI:NL:RVS:2004:AO1633

Raad van State

Datum uitspraak
14 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303810/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor tankstation in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank te Middelburg, die op 6 mei 2003 het beroep van appellante, ContrAll Projectrealisatie B.V., ongegrond verklaarde. Appellante had een bouwvergunning aangevraagd voor het plaatsen van een tankstation voor groothandelklanten op een perceel in Schouwen-Duiveland. Het college van burgemeester en wethouders had op 9 november 2001 deze vergunning verleend, maar trok deze op 21 juni 2002 in na bezwaren van verschillende partijen. De rechtbank oordeelde dat de verkoop van brandstof in het tankstation als detailhandel moest worden aangemerkt, wat in strijd was met het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Nieuwerkerk, eerste herziening". Appellante stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 8 december 2003 behandeld. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de brandstofverkoop aan houders van tankpassen, die aan bedrijven en instellingen zijn verstrekt, ook particulieren kan omvatten. Dit werd door appellante niet ontkend. De rechtbank had terecht geconstateerd dat de kans bestond dat brandstof door niet-zakelijke rijders werd afgenomen, wat de verkoop als detailhandel kwalificeerde. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college de bouwvergunning terecht had geweigerd op basis van artikel 44 van de Woningwet. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200303810/1.
Datum uitspraak: 14 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"ContrAll Projectrealisatie B.V.", gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Middelburg van 6 mei 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2001 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland (hierna: het college) aan appellante bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een tankstation voor groothandelklanten op het perceel, kadastraal bekend [plaats], sectie [-], nummer [-], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 juni 2002 heeft het college de daartegen door [partij sub 1]. [partij sub 2], [partij sub 3] en [partij sub 4] gemaakte bezwaren gegrond verklaard en de bouwvergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 6 mei 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 13 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 7 augustus 2003 heeft het college van antwoord gediend.
Bij brief van 12 augustus 2003 hebben [partij sub 1], [partij sub 2], [partij sub 3] en [partij sub 4] een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door, [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.J.R. Albicher, advocaat te Zierikzee, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M. den Boer, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. Tevens zijn [partij sub 1], [partij sub 2] , [partij sub 3] en [partij sub 4], vertegenwoordigd door mr. W.P.M. Mulder, advocaat te Alphen aan den Rijn, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Nieuwerkerk, eerste herziening” de bestemming
“Bedrijven-III”.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a van de planvoorschriften zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven, voor zover deze voorkomen in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit artikel behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat geluidsproducerende inrichtingen (zogenaamde A-inrichtingen) en detailhandelsbedrijven niet zijn toegestaan.
Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften wordt onder detailhandel verstaan de bedrijfsmatige verkoop, de uitstalling of aanbieding ten verkoop daaronder begrepen en/of levering van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
2.2. Appellante betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de beoogde verkoop van brandstof in het tankstation moet worden aangemerkt als detailhandel.
2.3. Dit betoog faalt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de brandstof, waaronder ook Euro95, zal worden verkocht aan houders van tankpassen, die worden verstrekt aan bedrijven en instellingen die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Niet valt uit te sluiten, gelijk de rechtbank heeft geoordeeld, dat daardoor verkoop van brandstof zal plaatsvinden aan werknemers van die bedrijven en instellingen of andere particulieren, die de brandstof niet in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten zullen gebruiken. Dit heeft appellante als zodanig ook niet ontkend. De wijze van facturering aan de ondernemer, met specificatie per kenteken en transactie, sluit deze mogelijkheid ook niet uit. De rechtbank heeft voorts in de onbeperkte openstelling van het onbemande tankstation, de aanwezigheid van een grote tank voor de levering van Euro95 en het ontbreken van grote vultuiten, terecht grond gezien voor het oordeel dat de kans dat de brandstof wordt afgenomen door andere dan zakelijke rijders wordt vergroot. Dat het tankstation niet direct is gevestigd aan een doorgaande openbare weg, doet daaraan niet af.
2.3.1. De rechtbank is derhalve met juistheid tot de conclusie gekomen dat de verkoop van brandstoffen in het tankstation moet worden aangemerkt als detailhandel en dat het college de bouwvergunning terecht, gelet op artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet, heeft geweigerd.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Roelfsema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2004
53-429.