ECLI:NL:RVS:2004:AO1272

Raad van State

Datum uitspraak
7 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200302873/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor gymnastieklokaal in Berkel en Rodenrijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam, die betrekking hebben op de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkel en Rodenrijs. Op 4 juni 2002 verleende het college een bouwvergunning voor de bouw van een gymnastieklokaal op een perceel in Berkel en Rodenrijs. Appellanten, bewoners van de gemeente, maakten bezwaar tegen deze vergunning, omdat zij van mening waren dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van appellanten op 16 december 2002 gegrond, maar het college bleef bij zijn besluit en verklaarde de bezwaren van appellanten opnieuw ongegrond op 11 februari 2003. De voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam oordeelde op 27 maart 2003 dat de bezwaren ongegrond waren, wat leidde tot het hoger beroep van appellanten bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 4 december 2003 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat het gymnastieklokaal niet ook als sporthal voor sportverenigingen zou worden gebruikt, wat in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank had dit aspect miskend. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en de besluiten van het college, en gelastte dat de gemeente Berkel en Rodenrijs een nieuw besluit moest nemen in overeenstemming met de uitspraak. Tevens werd bepaald dat de gemeente het griffierecht aan appellanten moest vergoeden.

Uitspraak

200302873/1.
Datum uitspraak: 7 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam van 27 maart 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkel en Rodenrijs.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkel en Rodenrijs (hierna: het college) aan de gemeente Berkel en Rodenrijs (hierna: de gemeente), bouwvergunning verleend voor het bouwen van een gymnastieklokaal op het perceel, kadastraal bekend gemeente Berkel en Rodenrijs, sectie B, nummer(s) 4397/4410, plaatselijk bekend Chrysantenhof nabij hoek Anjerdreef.
Bij afzonderlijke besluiten van 17 september 2002 heeft het college de daartegen door appellanten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 december 2002, verzonden op 18 december 2002, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam het daartegen door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard.
Bij afzonderlijke besluiten van 11 februari 2003 heeft het college de door appellanten gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.
Bij afzonderlijke uitspraken van 27 maart 2003, beide verzonden op dezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) de daartegen door appellanten ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Een van deze twee gelijkluidende uitspraken is aangehecht.
Tegen deze uitspraken hebben appellanten bij brief van 2 mei 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 mei 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 augustus 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2003, waar appellanten in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. M.G. Dorrepaal, drs. M.J.H. Moonen en drs. T. van Bekkum, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het perceel is ingevolge het bestemmingsplan “Rodenrijseweg“ van de gemeente Berkel en Rodenrijs (hierna: het bestemmingsplan) bestemd voor “Maatschappelijke doeleinden, subbestemming Ms”.
Ingevolge artikel 16, tweede lid, van de planvoorschriften zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor onderwijsvoorzieningen, zoals scholen en gymnastieklokalen.
Ingevolge artikel 16, zesde lid, van de planvoorschriften - voor zover thans van belang - mogen op deze gronden uitsluitend worden bebouwd gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de instellingen zoals deze ingevolge de (sub)bestemming zijn toegestaan.
2.2. Appellanten betogen dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, nu de gemeente voornemens is het onderhavige gymnastieklokaal op korte termijn mede als sporthal voor sportverenigingen te exploiteren. Dat betoog slaagt.
De rechtbank heeft miskend dat de enkele mededeling in het besluit op bezwaar van 11 februari 2003 dat er geen vrijstelling is verleend om het gymnastieklokaal te gebruiken als sporthal voor sportverenigingen, niet het oordeel rechtvaardigt dat zodanig medegebruik niet is beoogd. Uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat het college van het voornemen om het gymnastieklokaal ook aan sportverenigingen beschikbaar te stellen, heeft afgezien. Het enkele feit dat het college zich nader over het voornemen wilde beraden, betekent niet dat het was verlaten.
2.3. Het betoog van appellanten dat niet overeenkomstig de bouwtekening en mitsdien in afwijking van de bouwvergunning wordt gebouwd, betreft de uitvoering van het bouwplan en kan in de onderhavige procedure, die uitsluitend de verlening van de bouwvergunning betreft, geen rol spelen.
Hetgeen appellanten hebben aangevoerd ten aanzien van de verleende kapvergunning, is in de onderhavige procedure evenmin aan de orde.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraken dienen te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen tegen de besluiten van het college alsnog gegrond verklaren en de besluiten op bezwaar vernietigen. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.5. Nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen, bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Rotterdam van 27 maart 2003, VWW44 03/531-NIF en VWW44 03/529-NIF;
III. verklaart de bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;
IV. vernietigt de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkel en Rodenrijs van 11 februari 2003;
V. gelast dat de gemeente Berkel en Rodenrijs aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (€ 284,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. R. van der Spoel, Leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Van Roosmalen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2004
53-455.