ECLI:NL:RVS:2004:1
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- W.M.P. van Gemert
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 2 december 2003 het beroep tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ongegrond verklaarde. De intrekking van de verblijfsvergunning was door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 27 november 2002 vastgesteld. De vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn grieven naar voren heeft gebracht. De Raad van State heeft de grieven beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak kunnen leiden. De Raad oordeelt dat de aangevoerde grieven geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Daarom wordt het hoger beroep als kennelijk ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in naam der Koningin, en is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2004.