ECLI:NL:RVS:2004:1

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2004
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
200308900/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning asiel door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 2 december 2003 het beroep tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ongegrond verklaarde. De intrekking van de verblijfsvergunning was door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 27 november 2002 vastgesteld. De vreemdeling heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn grieven naar voren heeft gebracht. De Raad van State heeft de grieven beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak kunnen leiden. De Raad oordeelt dat de aangevoerde grieven geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Daarom wordt het hoger beroep als kennelijk ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, in naam der Koningin, en is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2004.

Uitspraak

200308900/1.
Datum uitspraak: 30 januari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 2 december 2003 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2002 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) de aan appellant verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd ingetrokken. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 2 december 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 29 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 januari 2004 heeft de minister een reactie ingediend.
Bij brief van 16 januari 2004 heeft appellant een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen in de grieven naar voren is gebracht, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met dat oordeel volstaan.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M.P. van Gemert, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Gemert
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2004
452.