ECLI:NL:RVS:2003:AO1323
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- F.B. van der Maesen de Sombreff
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 december 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, een ondernemer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, dat op 27 oktober 2003 een last onder dwangsom had opgelegd. Deze last was opgelegd omdat de ondernemer een stuk grond buiten zijn inrichting in gebruik had genomen voor de opslag van auto-onderdelen en auto’s, wat in strijd was met de Wet milieubeheer. De dwangsom was vastgesteld op € 2000,00 per week, met een maximum van € 20.000,00.
Verzoeker stelde dat de handhaving niet redelijk was, omdat er een aanvraag voor een milieuvergunning in voorbereiding was, die de overtreding zou kunnen legaliseren. De Voorzitter overwoog echter dat er ten tijde van het besluit nog geen vergunningaanvraag was ingediend, waardoor het niet zeker was dat de overtreding gelegaliseerd kon worden. Ook al waren de auto's inmiddels van het terrein verwijderd, dit veranderde niets aan de situatie op het moment van de beslissing.
Daarnaast voerde verzoeker aan dat de hoogte van de dwangsom niet in verhouding stond tot de overtreding. De Voorzitter oordeelde echter dat, gezien de aard en ernst van de overtreding, het vastgestelde bedrag wel degelijk in redelijke verhouding stond tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom. Uiteindelijk wees de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.