ECLI:NL:RVS:2003:AO1300

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200308275/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.Z.C. Koutstaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen ongeldigverklaring kentekenbewijs

In deze zaak heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW) op 23 augustus 2002 het kentekenbewijs voor een voertuig van het merk Rover ongeldig verklaard. Dit besluit werd door [wederpartij] aangevochten, maar het bezwaar werd op 6 februari 2002 door de verzoeker ongegrond verklaard. De rechtbank te Utrecht heeft op 15 oktober 2003 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard, de beslissing op bezwaar vernietigd en de verzoeker opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Hierop heeft de verzoeker op 9 december 2003 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 18 december 2003 behandeld. De Voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen. De verzoeker heeft niet meer gevraagd dan dat hij in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep niet opnieuw op het bezwaar hoeft te beslissen. [Wederpartij] heeft aangegeven akkoord te gaan met de toewijzing van het schorsingsverzoek. Er zijn geen belangen gebleken die een spoedige beslissing op het bezwaar vereisen, waardoor de Voorzitter de voorlopige voorziening heeft getroffen.

De beslissing houdt in dat de verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 december 2003.

Uitspraak

200308275/2.
Datum uitspraak: 22 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW),
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Utrecht van 15 oktober 2003 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2002 heeft verzoeker het kentekenbewijs voor het voertuig van het merk Rover met het kenteken […], ongeldig verklaard.
Bij besluit van 6 februari 2002 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 oktober 2003, verzonden op 29 oktober 2003, heeft de rechtbank te Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat verzoeker binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nader besluit neemt met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 9 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 december 2003, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Grimbergen, werkzaam bij de Dienst Wegverkeer, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek dient te worden toegewezen, omdat verzoeker de Voorzitter niet meer heeft verzocht dan bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat hij in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep niet opnieuw op het bezwaar hoeft te beslissen. Hierbij is in aanmerking genomen dat [wederpartij] per brief van 16 december 2003 aan de Voorzitter heeft laten weten akkoord te gaan met toewijzing van het schorsingsverzoek zoals door verzoeker gevraagd. Nu daarnaast niet is gebleken van belangen die niettemin nopen tot een spoedige beslissing op het bezwaar, treft de Voorzitter de na te melden voorlopige voorziening.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Koutstaal
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 december 2003
383.