ECLI:NL:RVS:2003:AO1291
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- R.H.L. Dallinga
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor het kappen van bomen in Enschede
Op 4 maart 2003 verleende het college van burgemeester en wethouders van Enschede vergunning voor het kappen van een linde en een eik op een bouwterrein in de gemeente. Tegen deze vergunning hebben appellanten bezwaar gemaakt, dat op 3 oktober 2003 ongegrond werd verklaard. Hierop hebben appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij ook verzochten om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 22 december 2003, waar appellanten en het college vertegenwoordigd door M.D. Rol en P.M. Stinenbosch aanwezig waren.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld. In de overwegingen werd vastgesteld dat nader onderzoek niet nodig was en dat de argumenten van appellanten in hoger beroep voornamelijk een herhaling waren van hun eerdere betoog. De voorzieningenrechter had in de eerdere uitspraak op goede gronden beslist, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Hierdoor werd de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin, waarbij de Voorzitter de uitspraak bevestigde en het verzoek afwees. De uitspraak vond plaats op 24 december 2003.