200302967/1.
Datum uitspraak: 24 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 maart 2003 in het geding tussen:
de burgemeester van Landerd.
Bij besluit van 29 juni 2000 heeft de burgemeester van Landerd (hierna: de burgemeester) afwijzend beslist op het verzoek van [derde belanghebbende] haar een verklaring van geen bezwaar te verstrekken voor uitbreiding van het aantal vliegbewegingen van 4 naar maximaal 16 per dag ten behoeve van de op het terrein van [derde belanghebbende] gevestigde helihaven.
Bij uitspraak van 30 november 2001 heeft rechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) de beslissing op het daartegen door [derde belanghebbende] gemaakte bezwaar, strekkende tot ongegrondverklaring daarvan, vernietigd en de burgemeester gelast binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Gevolg gevend aan deze uitspraak heeft de burgemeester bij besluit van 31 december 2001 de gevraagde verklaring van geen bezwaar alsnog verleend.
Bij uitspraak van 25 maart 2003, verzonden op 27 maart 2003, heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 mei 2003, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 juni 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 8 juli 2003 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
Bij brief van 11 juli 2003 heeft [derde belanghebbende] een memorie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ingekomen van de burgemeester. Dit is aan de overige partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. R.E. Wannink, advocaat te Den Bosch, de burgemeester, vertegenwoordigd door R.S.J. van Mourik en H.R.A.W. van Oss, beiden ambtenaar der gemeente, en [derde belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. drs. Th.C. van Schagen, advocaat te Haarlem, zijn verschenen.
2.1. Appellant, woonachtig in de nabijheid van de helihaven van [derde belanghebbende], is gekant tegen uitbreiding van het aantal vliegbewegingen, omdat hij daarvan toenemende hinder in de vorm van geluidsoverlast en schending van zijn privacy verwacht. Hij is voorts van mening dat er geen procedures gelden voor vertrek en aankomst van de helicopters en dat niet vast staat dat aan brandveiligheidseisen is voldaan. Tevens worden naar zijn mening paarden en vee gehinderd door de laag overvliegende helicopters.
2.2. De burgemeester, die de verklaring van geen bezwaar aanvankelijk had geweigerd, heeft deze verleend, nadat hij zich had neergelegd bij de uitspraak van de rechtbank van 30 november 2001. Daarin had de rechtbank overwogen dat de burgemeester, gelet op de hem ingevolge artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet toekomende taak, bij een beslissing als de onderhavige slechts rekening kon houden met de vraag of er uit oogpunt van openbare orde bezwaar bestond tegen het voorgenomen gebruik van het onderhavige terrein als helihaven. Geen van de gronden waarop de burgemeester zijn aanvankelijke weigering had gebaseerd, hield echter verband met handhaving van de openbare orde.
2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat appellant het standpunt van de burgemeester dat geen sprake is van feiten en omstandigheden die gegronde vrees opleveren voor verstoring van de openbare orde niet heeft weersproken en dat derhalve niet kan worden volgehouden dat het besluit van 31 december 2001 onvoldoende zorgvuldig tot stand zou zijn gekomen of onvoldoende zou zijn gemotiveerd.
2.4. Appellant bestrijdt dit oordeel tevergeefs. De rechtbank is er terecht van uit gegaan dat de burgemeester bij een beslissing als de onderhavige geen belangen kan meewegen die buiten het kader van de hem ingevolge de Gemeentewet toegekende bevoegdheid inzake handhaving van de openbare orde vallen. Ook in hoger beroep heeft appellant geen argumenten aangevoerd die aanleiding geven voor het oordeel dat uitbreiding van het aantal vliegbewegingen verstoring van de openbare orde tot gevolg zal hebben. Geluidsoverlast, schending van de privacy en andere vormen van hinder kunnen niet als een dergelijke verstoring worden aangemerkt. Het toezicht op aankomst en vertrek van de helicopters alsmede op de brandveiligheidseisen staat ingevolge artikel 8 van het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen ter beoordeling van de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst.
2.5. Het vorenstaande laat onverlet hetgeen met betrekking tot het gebruik van het onderhavige luchtvaartterrein op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan kan worden vereist.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. J.E.M. Polak, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Haverkamp
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003