ECLI:NL:RVS:2003:AO0827

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200303683/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bouwvergunningen verleend aan Stichting Novum door het college van burgemeester en wethouders van Huizen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Huizen, die op 15 oktober 2002 bouwvergunningen hebben verleend aan de Stichting Novum voor de verbouwing van een vergaderaccommodatie en een gastenverblijf, alsook voor de oprichting van een ondergrondse parkeergarage. De appellanten, waaronder de Buurtpreventievereniging WaakSaam, hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren op 24 en 28 februari 2003 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop hebben de appellanten beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 28 april 2003 de besluiten van het college heeft vernietigd en het college heeft opgedragen opnieuw te beslissen op de ingediende bezwaarschriften. Tevens zijn de besluiten van 15 oktober 2002 geschorst tot zes weken na de nieuwe beslissing van het college.

Tegen deze uitspraak hebben de appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 2 december 2003 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. S. Levelt, en het college door ambtenaren van de gemeente. Ook de Stichting Novum was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. C.H. Blanksma. De Afdeling heeft overwogen dat het hoger beroep zich uitsluitend richtte tegen de inhoudelijke overwegingen van de voorzieningenrechter met betrekking tot de verzoeken om voorlopige voorziening. Volgens de wet kan tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter, voor zover deze betrekking heeft op een verzoek om voorlopige voorziening, geen hoger beroep worden ingesteld. Daarom verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

De Afdeling heeft verder vastgesteld dat er geen hoger beroep aanhangig is tegen de uitspraak waarbij de beslissingen op bezwaar zijn vernietigd, en heeft de beroepschriften gericht tegen de nieuwe beslissingen op bezwaar teruggezonden aan de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200303683/1.
Datum uitspraak: 24 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [appellanten], allen wonend te [woonplaats], en Buurtpreventievereniging WaakSaam, gevestigd te Huizen,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 28 april 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Huizen.
1. Procesverloop
Bij twee afzonderlijke besluiten van 15 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Huizen (hierna: het college) bouwvergunning verleend aan de Stichting Novum (hierna: Novum) voor het verbouwen van een vergaderaccommodatie en een gastenverblijf alsmede voor het oprichten van een ondergrondse parkeergarage op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluiten van 24 en 28 februari 2003 heeft het college de tegen die besluiten door appellanten gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2003, verzonden op die dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard, die beslissingen vernietigd en bepaald dat het college opnieuw dient te beslissen op de ingediende bezwaarschriften. Voorts heeft de voorzieningenrechter de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen en de besluiten van 15 oktober 2002 geschorst tot zes weken na de nieuw te nemen beslissing op de ingediende bezwaarschriften. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 5 juni 2003, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 31 juli 2003 heeft het college van antwoord gediend.
De rechtbank Amsterdam heeft bij brief van 3 oktober 2003 de beroepen tegen de twee nieuw genomen beslissingen op bezwaar van 14 juli 2003 ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2003, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. S. Levelt, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door W.R.H. van Santen-Buma, J. Ykema en M.P.A. Zijlmans, allen ambtenaren der gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord Novum, vertegenwoordigd door mr. C.H. Blanksma, advocaat te Amsterdam.
2. Overwegingen
2.1. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen de inhoudelijke overwegingen van de voorzieningenrechter, gegeven in het kader van de beoordeling van de verzoeken om voorlopige voorziening.
Ingevolge artikel 37, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet op de Raad van State kan tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter, voorzover deze betrekking heeft op een verzoek om voorlopige voorziening, geen hoger beroep worden ingesteld. Er is ook geen andere wettelijke bepaling die beroep op de Afdeling daartegen openstelt.
De Afdeling is derhalve niet bevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, nu dat uitsluitend is ingesteld tegen onderdelen van de uitspraak die de voorlopige voorziening betreffen.
2.2. De slotsom is dat de Afdeling onbevoegd is om van het hoger beroep kennis te nemen.
2.3. Nu geen hoger beroep aanhangig is tegen (het onderdeel van) de uitspraak waarbij de beslissingen op bezwaar van 24 en 28 februari 2003 zijn vernietigd, is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van die wet. De twee beroepschriften gericht tegen de nieuwe beslissingen op bezwaar van 14 juli 2003 zullen worden teruggezonden aan de rechtbank Amsterdam om door haar te worden behandeld.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Hirsch Ballin w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2003
369.