ECLI:NL:RVS:2003:AO0827
Raad van State
- Hoger beroep
- E.M.H. Hirsch Ballin
- F.P. Zwart
- B.J. van Ettekoven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bouwvergunningen verleend aan Stichting Novum door het college van burgemeester en wethouders van Huizen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Huizen, die op 15 oktober 2002 bouwvergunningen hebben verleend aan de Stichting Novum voor de verbouwing van een vergaderaccommodatie en een gastenverblijf, alsook voor de oprichting van een ondergrondse parkeergarage. De appellanten, waaronder de Buurtpreventievereniging WaakSaam, hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren op 24 en 28 februari 2003 niet-ontvankelijk verklaard. Hierop hebben de appellanten beroep ingesteld bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 28 april 2003 de besluiten van het college heeft vernietigd en het college heeft opgedragen opnieuw te beslissen op de ingediende bezwaarschriften. Tevens zijn de besluiten van 15 oktober 2002 geschorst tot zes weken na de nieuwe beslissing van het college.
Tegen deze uitspraak hebben de appellanten hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 2 december 2003 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. S. Levelt, en het college door ambtenaren van de gemeente. Ook de Stichting Novum was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. C.H. Blanksma. De Afdeling heeft overwogen dat het hoger beroep zich uitsluitend richtte tegen de inhoudelijke overwegingen van de voorzieningenrechter met betrekking tot de verzoeken om voorlopige voorziening. Volgens de wet kan tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter, voor zover deze betrekking heeft op een verzoek om voorlopige voorziening, geen hoger beroep worden ingesteld. Daarom verklaarde de Afdeling zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
De Afdeling heeft verder vastgesteld dat er geen hoger beroep aanhangig is tegen de uitspraak waarbij de beslissingen op bezwaar zijn vernietigd, en heeft de beroepschriften gericht tegen de nieuwe beslissingen op bezwaar teruggezonden aan de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.