ECLI:NL:RVS:2003:AO0262

Raad van State

Datum uitspraak
8 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200305429/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Dolman
  • F.T.T. van der Heijde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Centrumgebied Gemert, Binderseind en voorlopige voorziening

Op 8 december 2003 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Centrumgebied Gemert, Binderseind". De stichting "Stichting Binderseind-Schoorswinkel en omgeving" had beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeenteraad van Gemert-Bakel, dat op 28 november 2002 was vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorzag in de goedkeuring van de bestemming "Woondoeleinden -W-" voor een locatie aan de westzijde van het Binderseind. De stichting verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat de goedkeuring van het bestemmingsplan niet aanvaardbaar was en dat de parkeeroverlast in de omgeving zou toenemen.

Tijdens de zitting op 21 november 2003 werd het verzoek behandeld. De gemeenteraad van Gemert-Bakel, vertegenwoordigd door J.G.J. Verleijsdonk, stelde dat de bouwhoogte en bebouwingsstructuur in overeenstemming waren met de bestaande gebouwen in de omgeving. De Voorzitter oordeelde dat de stichting niet aannemelijk had gemaakt dat de goedkeuring van het bestemmingsplan zou leiden tot onaanvaardbare gevolgen, zoals een toename van parkeerproblemen. De gemeenteraad had bovendien toegezegd om de parkeeroverlast te betrekken bij de herontwikkeling van een nabijgelegen terrein.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat het van kracht worden van het bestemmingsplan zou leiden tot ernstige problemen. De beslissing werd genomen door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat, en werd openbaar uitgesproken op 8 december 2003.

Uitspraak

200305429/2.
Datum uitspraak: 8 december 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting “Stichting Binderseind-Schoorswinkel en omgeving”, gevestigd te Gemert-Bakel,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 november 2002 heeft de gemeenteraad van Gemert-Bakel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2002, vastgesteld het bestemmingsplan “Centrumgebied Gemert, Binderseind”.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 24 juni 2003, kenmerk 884410, beslist over de goedkeuring van het bestemmingplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 13 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2003, beroep ingesteld.
Bij brief van 14 augustus 2003, bij de Raad van State ingekomen op 18 augustus 2003, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 november 2003, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], voorzitter, is verschenen.
Tevens is gehoord de gemeenteraad van Gemert-Bakel, vertegenwoordigd door J.G.J. Verleijsdonk, ambtenaar bij de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster kan zich niet verenigen met het bestreden besluit waarbij de bestemming “Woondoeleinden –W-“ is goedgekeurd voor een locatie aan de westzijde van het Binderseind op de hoek van het pad Schoorswinkel. Zij stelt dat deze locatie slechts geschikt is voor de bouw van drie woningen en dat de parkeeroverlast in de omgeving verder zal toenemen, omdat de locatie tot voor kort in gebruik was als parkeerterrein.
2.3. De locatie is blijkens de aanduidingen op de plankaart en artikel 4, eerste lid, van de voorschriften bestemd voor wonen. Uit het derde lid, aanhef en onder b. en c. van dit voorschrift volgt dat binnen het aangegeven bouwvlak ten hoogste zes woningen alsmede appartementen mogen worden gebouwd. Dat deze omvang aan woonbebouwing, waarvoor overigens op 4 juni 2003 een – nog niet rechtens onaantastbaar geworden – bouwvergunning is verleend, uit stedenbouwkundig oogpunt niet aanvaardbaar is op deze locatie, heeft verzoekster vooralsnog niet aannemelijk gemaakt. Daarbij is mede van belang dat de gemeenteraad ter zitting onweersproken heeft verklaard dat de in het plan voorgeschreven bouwhoogte en bebouwingsstructuur aansluit bij de bestaande gebouwen in de omgeving.
Voorts stelt verweerder zich blijkens het bestreden besluit op het standpunt dat de te verwachten toeneming van de parkeerdruk in de omgeving geen reden vormt goedkeuring te onthouden aan de bestemming “Woondoeleinden –W-”, omdat het gemeentebestuur heeft toegezegd de parkeeroverlast te betrekken bij de herontwikkeling van het tegenover de locatie gelegen terrein van het voormalige klooster Nazareth. De Voorzitter acht dit standpunt van verweerder niet onjuist of onredelijk. Verder is uit de stukken en ter zitting niet gebleken dat zich ter plaatse thans grote parkeerproblemen voordoen. De Voorzitter acht dan ook niet aannemelijk dat het van kracht worden van het plan in dit opzicht zal leiden tot gevolgen die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigen.
2.4. De Voorzitter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening derhalve af.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Van der Heijde
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2003
349.